U kunt maximaal 3 veelgebruikte functies of apparaatinstellingen registreren in het apparaat.
U kunt de instellingen eenvoudig oproepen met de functiekeuzeknop.
1. Stel het apparaat in op de instelling die u wilt registreren.
2. MENU →
Items die kunnen worden geregistreerd
Opnamefunctie
Diafragma (F-getal)
Sluitertijd
Camera- instellingen
Optische-zoomvergroting
Geregistreerde instellingen oproepen
Zet de functiekeuzeknop in de stand MR, druk daarna op de rechter-/linkerkant van het
besturingswiel of draai het besturingswiel om het gewenste geheugennummer te selecteren.
Geregistreerde instellingen veranderen
Verander de instelling naar de gewenste instelling en registreer deze instelling onder
hetzelfde functienummer.
Opmerking
Programmaverschuiving kan niet worden geregistreerd.
[102] Hoe te gebruiken
voor handig gebruik
Instell. functiemenu
U kunt de functies toewijzen die moet worden opgeroepen wanneer u op de Fn (Functie)-
knop drukt.
1. MENU →
de gewenste locatie.
De functies die kunnen worden toegewezen worden afgebeeld op het
instelitemselectiescherm.
(Camera- instellingen) → [Geheugen] → gewenst nummer.
De opnamefuncties gebruiken
(Eigen instellingen) → [Instell. functiemenu] → wijs een functie toe aan
De opnamefuncties aanpassen