De functies instellen (Programmafunctie)
In de modus
(programmafunctie) stelt de camera automatisch de sluitertijd en
R
het diafragma in voor het maken van foto's. U kunt wel andere functies selecteren,
zoals de flitsfunctie of de serieopnamefunctie.
1
Druk op de knop MODE in de opnamefunctie
Het functiescherm wordt weergegeven.
2
Selecteer R (Programmafunctie) met
de vierwegbesturing (2345).
3
Druk op de knop OK.
4
Stel de functies in die u wilt gebruiken.
Zie "De opnamefuncties instellen" (blz.71 - 94)
voor meer informatie over het instellen van de
functies.
5
Druk de ontspanknop tot halverwege in.
Het scherpstelkader op de LCD-monitor licht groen op wanneer de camera heeft
scherpgesteld op het onderwerp.
6
Druk de ontspanknop helemaal in.
De opname wordt gemaakt.
1
Foto's maken
blz.29
5, 6
2
3
1
4
Programma
OK
4
OK
51