PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
deze weer in de vulopening (zonder
vast te draaien) en neem dan weer uit
om het olieniveau te controleren.
OPMERKING:
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
2
3
6
4
1
1. Olievuldop
2. Peilstok
3. Merkstreep maximumniveau
4. Merkstreep minimumniveau
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
5. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.
Verversen van de motorolie
1. Zet de machine op de middenbok.
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
OPMERKING:
Controleer of de onderlegring beschadigd is
en vervang indien nodig.
1
1. Olieaftapplug
5. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
6-10
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug
20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
6. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de motorolievuldop aan en
zet deze vast.
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
1.00 L (1.06 US qt) (0.88 Imp.qt)
LET OP:
G
Gebruik geen olie met een "CD"-
dieselspecificatie of een hogere
kwaliteit dan gespecificeerd. Ge-
bruik ook geen olie met een "ENER-
GY CONSERVING II" of hogere
aanduiding.
G
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
DCA11670