ONDERHOUDSPLAN
Taak
Controleer de ontdooicyclus met
vierwegklepinversie.
Controleer de algemene werking
van de stromingsregelaar
(alleen voor rooftops met
watercondensatiefunctie)
Controleer de waterstroom
(alleen voor rooftops met
watercondensatiefunctie)
Controleer de plugventilatoren
voor de blazer (vrijloop)
Controleer de axiale
afzuigventilator (indien de unit
ermee is uitgerust)
Controleer de juiste werking van
de energieterugwinningswielen
Controle van de (eventuele)
veiligheidsschakelaar van
de luchthoeveelheidwaarde.
Controleer de vorstbescherming
van de waterbatterij (waar van
toepassing)
Controleer de werking van
de stelmotor van de economiser
Controle van de bevestiging
van de elektrische aansluitingen
Controleer de
hogedrukveiligheidsschakelaars
Controleer de waarde
van de analoge sensoren
Controleer de positie van alle
sensoren
Controleer en reinig indien nodig
alle buitenluchtroosters
BALTIC-IOM-2023.01-NL
Bedrijfsmodus
Zet de unit in de warmtepompstand. Wijzig het instelpunt
om de standaardontdooimodus te krijgen en verminder
de cyclustijd tot de minimumwaarde. Controleer de werking
van de ontdooicyclus.
Onderbreek de compressors, stop de watercirculatie en start
daarna de unit, wacht tot het foutsignaal voor de waterstroom
in de regelaar.
Meet de waterstroom en vergelijk het met de oorspronkelijke
waarde ingesteld in de ontwerpselectie
Controleer de rotatie van de ventilator (vrij draaien, detectie
van trillingen of lagergeluiden)
Controleer de opgenomen ampères op alle drie fasen;
vergelijk de waarden met de nominale waarde in het schema
van de elektrische bedrading.
Controleer de rotatie van de ventilator (vrij draaien, detectie
van trillingen of lagergeluiden)
Controleer de opgenomen ampères op alle drie fasen;
vergelijk de waarden met de nominale waarde in het schema
van de elektrische bedrading.
Controleer de rotatie van het wiel; Controleer
de riemspanning; Vervang de onderdelen bij een storing
Zet de toevoerventilator stil. De fout moet binnen 5 seconden
worden gedetecteerd.
Test de antivriesfunctie (lekkageratio,
vorstbeschermingsthermostaat)
Controleer alle bevestigingen en de transmissie. Stop de unit
met behulp van de regelaar. De verseluchtklep moet dicht
gaan. Start de unit, de verseluchtklep moet open gaan.
Zorg dat de gemotoriseerde kleppen geforceerd openen
en sluiten.
Schakel de unit uit, controleer alle schroeven, klemmen
en elektrische aansluitingen en draai ze waar nodig vast
(inclusief aansluitkastjes)
Wanneer u de unit uitschakelt, controleer met een thermische
camera of de elektrische componenten minder goed werken
terwijl de unit op 100% vermogen werkt.
Installeer een drukmeter voor hoge druk en controleer
de algemene werking van de veiligheidsschakelaars.
Installeer de gekalibreerde drukmeter om de analoge
sensoren te controleren.
Installeer een gekalibreerde thermometer om de sensoren
te regelen.
Controleer het debiet dat door CLIMATIC wordt aangegeven
met een gekalibreerde anemometer
Controleer de positie en bevestiging van alle sensoren en hun
toebehoren (drukafvoerleiding).
Controleer de verseluchtroosters (indien gemonteerd).
Zijn ze vuil of beschadigd, haal ze dan uit de unit en reinig
ze met een hogedrukspuit. Monteer ze weer op de unit als
ze schoon en droog zijn.
+
+
Elke
Driemaan-
Half-
maand
delijks
jaarlijks
|
|
|
•
|
|
•
|
|
|
|
|
•
•
91