Technische handleiding MT 185-I
LET OP
Sluit na voltooiing van de werkzaamheden de
besturingskop aan op de stroomafwaartse
drukaansluiting.
N.B.: Het wordt aanbevolen om de activeringstests ten minste om de 6
maanden uit te voeren,
Ga na voltooiing van de controle van de blokkering als volgt te werk:
1)
verzeker u ervan dat de blokkering in de gesloten stand staat;
2)
open de afsluitkraan op de inlaat V1;
3)
open heel geleidelijk de blokkeerklep, door aan de speciale bus
te trekken;
4)
open gedeeltelijk het afblaasventiel 6 op de
uitlaatleiding;
5)
controleer met manometer 5 of de druk stroomafwaarts de
gewenste kalibreringsdruk van de drukregelaar heeft.
Zo niet, dan moet de kalibrering worden aangepast, door de
betreffende interne ring rechtsom te draaien om de waarde te
verhogen en linksom om die te verlagen;
6)
sluit het afblaasventiel 6 en controleer de waarde van de
sluitdruk;
7)
controleer met een schuimproduct de afdichting van alle
aansluitingen tussen de afsluitkranen V1 en V2;
8)
open heel geleidelijk de afsluitkraan op de uitlaat V2, tot de
leiding volledig is gevuld;
9)
het wordt aanbevolen om te controleren of de doorstroming door
de lijn wordt gestopt door met de hand de blokkeerklep te
activeren.
Kalibrering van de apparatuur van een
lijn bestaande uit een drukregelaar van
Tab. 6
het type Dival 600 + Blokkering +
Kalibrering
Kalibrering
drukregelaar
overdruk-
(Pds) mbar
klep
10<Pds≤15
Pds x 1,7
15<Pds≤19
19<Pds≤24
24<Pds≤35
Pds x 1,55
35<Pds≤40
40<Pds≤70
Pds x 1,4
70<Pds≤80
80<Pds≤100
Pds x 1,3
100<Pds≤750
750<Pds≤1000
1000<Pds≤2500
Pds x 1,16
2500<Pds<4400
Overdrukklep
Max.
Min.
kalibrering
kalibrering
BLOKKE-
BLOKKE-
RING
RING
Blokke-
ring niet
beschik-
Pds x 2
baar
10 mbar
Pds x 0,56
Pds x 1,77
Pds x 0,57
Pds x 1,7
Pds x 1,52
Pds x 0,6
Pds x 1,4
Pds x 1,46
Pds x 1,5
Pds x 0,7
Pds x 1,2
5.5
IN BEDRIJF STELLEN VAN DE DIVAL
DRUKREGELAAR PLUS IN-LIJN DIVAL
600 MONITOR MET INGEBOUWDE
BLOKKEERKLEP LA/...
Indien in de lijn een overdrukklep aanwezig is, verwijzen wij naar par.
4.1 voor de controle ervan
De activering van de blokkeringsvoorziening 7 moet als volgt worden
gecontroleerd en afgesteld:
A) Bij blokkeringsvoorzieningen die via de 3-wegklep "push" 11 op de
stroomafwaartse leidingen zijn aangesloten, als volgt (fig. 19):
-
sluit op weg C een gecontroleerde hulpdruk aan;
-
stabiliseer deze druk op de kalibreringswaarde die is vastgesteld
voor de drukregelaar;
-
druk de knop 1 van de 3-wegklep "push" helemaal in;
-
reset de blokkeringsvoorziening met de speciale bus;
-
houd knop 1 ingedrukt en:
Voor
beveiligingsinrichtingen
maximumdruk: de hulpdruk geleidelijk aan verhogen en de
activeringswaarde controleren.
activeringswaarde door de stelring 18 rechtsom te draaien om
de activeringsdruk te verhogen en linksom om die te verlagen.
Bij beveiligingsinrichtingen die reageren op een verhoging of
verlaging van de druk: de hulpdruk geleidelijk verhogen en de
activeringswaarde afstellen.
kalibreringswaarde van de drukregelaar en volg de procedure
voor de reset van de blokkering. Controleer de activering voor
de verlaging van de druk met een geleidelijke verlaging van de
hulpdruk.
Verhoog indien nodig de activeringswaarden voor een
drukverhoging of -verlaging door respectievelijk de ringen 18
of 17 rechtsom te draaien.
Ga omgekeerd te werk om de activeringswaarden te verlagen.
-
controleer de goede werking door de activeringen ten minste
2-3 maal te herhalen.
B) Bij voorzieningen zonder de "push"-klep (fig. 20) wordt het
aanbevolen om de besturingskop gescheiden aan te sluiten op
een gecontroleerde hulpdruk en de bovenstaand beschreven
handelingen te herhalen.
fig. 21
die
reageren
op
Verhoog, indien nodig de
Breng de druk weer op de
18
een