Gebruiksaanwijzing
⚫
Als de spuitflens niet correct in de gleuf is geïnstalleerd, kunnen de nauwkeurigheid van het
debiet en de alarmfunctie niet worden gegarandeerd.
6.4 Spoelen
WARNING:
⚫
Verwijder na het laden van een spuit op de spuitpomp de luchtbellen uit de spuit en de
infuuslijn.
⚫
Voordat u de infuuslijn spoelt, dient u ervoor te zorgen dat de deze niet verbonden is met
patiënten.
⚫
Het spoelen kan alleen in een niet-infusieproces gebeuren.
⚫
Stop met spoelen nadat u er zeker van bent dat er vloeistof uit de naald komt.
◼
Druk op [PURGE], de spoelinterface komt tevoorschijn. Klik op [Stop], het spoelen
stopt.
◼
De groene indicator knippert tijdens het spoelen.
◼
De spoelsnelheid varieert afhankelijk van de grootte van de spuit. Raadpleeg tabel 6-1.
Tabel 6-1 Relatie tussen de grootte van de spuit en de spoelsnelheid
Formaat van de spuit
5
10
20
30
50/60
VOORZICHTIG:
⚫
Wanneer intraveneuze vloeistoffen met hoge viscositeit via een dunne adernaald via
boluswerking worden geïnfundeerd, kan een occlusiealarm afgaan. Verlaag in dat geval
de infusiesnelheid om te spoelen.
⚫
Het voor de spoeling gebruikte volume zal worden toegevoegd aan het totale geleverde
volume.
⚫
De spoelfunctie kan worden gebruikt om mechanische spleten te verwijderen. Anders
kan er een aanzienlijke vertraging ontstaan bij het begin van de infusie.
Spoelsnelheid (ml/u)
100,0
300,0
600,0
900,0
2000,0
20 / 55