1
2
3
Het voertuig wordt geladen.
Laadproces
Het laadproces wordt door het voertuig beëindigd. Dit is doorgaans het geval wanneer
beëindigen
de accu van het voertuig volledig is geladen. De laadkabel blijft standaard aan de Wattpi-
lot vergrendeld nadat het laden is voltooid, totdat de kabel wordt losgekoppeld van het
voertuig (diefstalbeveiliging, zie hoofdstuk Kabelontgrendeling).
Laadproces voortijdig afbreken
-
-
38
Stel de gewenste laadstroom in door de drukknop in te drukken. Eén brandende
LED op de LED-ring staat voor één ampère (1 A). Er worden maximaal 32 A (Wattpi-
lot Go 22 J) of 16 A (Wattpilot Go 11‑J of Wattpilot Home 11 J) weergegeven. De
hoogte van de laadstroom kan in de app individueel worden ingesteld tussen 6 en 16
of 32 A (zie hoofdstuk Stroomniveau)
In het voertuig via de functie "Kabelontgrendeling"
In de app door te klikken op "Stop" (zie hoofdstuk Startpagina).
Sluit de CEE-stekker rechtstreeks of met
een geschikte adapter aan op een ge-
schikte stekkerdoos.
De LED's branden in de regenboogkleuren
tijdens een eerste zelftest. Daarna brandt
het aantal LED's dat overeenkomt met de
ingestelde laadstroom blauw.
Sluit een type-2-naar-type-2/type-1-laad-
kabel aan op de Wattpilot en het voertuig.
Tijdens een test branden alle LED's geel.
Het laadproces wordt gestart met een klik-
geluid van de Wattpilot en wordt aangege-
ven door het schakelen van de LED's.
Zie hoofdstuk
LED-statusweergave
meer informatie over de LED-statusweer-
gaven.
voor