(4)
(6)
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
(5)
001
002
GGG GGG
HHH HHH
(7)
Selecteer de instellingen.
(Vervolg)
VORIGE
OK
(4) Selecteer de toets [Aan] in
het scherm dat verschijnt.
Selecteer met
op [OK].
(5) Selecteer de sneltoetsen
VORIGE
OK
van de aanvullende
bestemmingen waar u het
beeld naartoe wilt sturen.
Selecteer met
druk op [OK].
(6) Selecteer de toets
[Adresoverzicht].
VORIGE
OK
Selecteer met
druk op [OK].
(7) Controleer de
bestemmingen.
Selecteer met
op [OK].
Als u een bestemming wilt
verwijderen, selecteert u de toets
van de betreffende bestemming.
Er verschijnt een bericht om de
verwijdering te bevestigen.
Selecteer de toets [Ja].
3
Druk op de toets
[KLEUREN START] of de
toets [ZWART-WIT START].
Als de distributieverzending gebeurt
naar faxbestemmingen of
internetfaxbestemmingen, dan kan
de toets [KLEUREN START] niet
worden ingedrukt. Druk op de toets
[ZWART-WIT START].
en druk
en
en
en druk
Scannen annuleren
115