Uitleg over de afzonderlijke in-
stellingen
Als u zich in de instellingsmodus
bevindt, worden het deuralarm en an-
dere waarschuwingsmeldingen auto-
matisch onderdrukt.
Vergrendelingsfunctie /inschake-
len
Raak OK aan.
In het display verschijnt .
Blader met de sensortoets of
naar het symbool .
Raak OK aan.
Blader met de sensortoets of
naar het symbool .
Raak OK aan.
Als de vergrendelingsfunctie inge-
schakeld is, verschijnt er een punt in de
bovenhoek van het display
Open en sluit de deur. Pas dan is de
vergrendelingsfunctie actief.
Om de instellingsmodus te verla-
ten, bladert u met de sensortoets
of naar het symbool .
Raak OK aan.
Blader met de sensortoets of
naar het symbool en raak OK aan.
Vergrendelingsfunctie /korte tijd
deactiveren
Raak OK aan.
In het display verschijnt .
Raak gedurende 6 seconden sensor-
toets OK aan.
In het display verschijnt .
Raak OK aan.
Voer nu de gewenste instellingen uit.
Raak OK aan.
Als u de deur van het apparaat sluit,
wordt de vergrendelingsfunctie opnieuw
ingeschakeld .
Vergrendelingsfunctie /helemaal
uitschakelen
Raak OK aan.
In het display verschijnt .
Raak gedurende 6 seconden sensor-
In het display verschijnt .
Blader met de sensortoets of
Raak OK aan.
Blader met de sensortoets of
Raak OK aan.
Als de vergrendelingsfunctie uitgescha-
keld is, brandt in het display.
.
Om de instellingsmodus te verla-
Raak OK aan.
Blader met de sensortoets of
Instellingen aanpassen
toets OK aan.
naar het symbool .
naar het symbool .
ten, bladert u met de sensortoets
of naar het symbool .
naar het symbool en raak OK aan.
31