UIT TE VOEREN WERK
Controle van de HD/LD-veiligheidsschakelaars
Controle van de buitenventilatoren en de
ventilatorbescherming
Controle van de plaats van alle sensoren
Controle en indien nodig reinigen van alle
buitenluchtroosters
Controle van verdamper- en
condensorbatterijen
Controle van elektrisch verwarmingselement
op ongewenste roestvorming
Controle van anti-trillingsmontagepunten op
slijtage
Controle van aanwezigheid van zuur in de olie
van het koelcircuit
Controle van concentratie glycol in het HWC-
circuit
Controle van ontdooicyclus met
vierwegklepinversie
Controle van gasbrandermodule op
roestvorming
Schoonborstelen en reinigen van de
gasbrander
Controles van de druk van de gastoevoer en
de aansluitingen
Instellingen van de gasreguleringsklep
Controle van de veiligheidsschakelaars van
de gasbrander
BEDRIJFSSTANDEN
De geïnstalleerde verdeelstukmeters in het circuit moeten worden
gecontroleerd. Sluit de axiale ventilatoren af en wacht totdat de HD-
schakelaar de compressor heeft uitgeschakeld: 29 bar (+1 / -0) auto-
reset 22 bar (+ - 0,7) Sluit de ventilatoren opnieuw aan. Schakel de
centrifugale toevoerventilator uit en wacht totdat de LD-schakelaar
wordt uitgeschakeld: 0,5 bar (+ - 0,5) reset 1,5 bar (+-0,5).
Controleer de bladen van de ventilator en alle bedekkingen en
beschermingen van de ventilator.
Controleer of alle sensoren goed zijn geplaatst en goed
werken. Controleer de waarden in het besturingssysteem.
Vervang indien nodig de sensoren die niet goed werken.
Controleer de roosters (indien aanwezig) voor de buitenlucht.
Als deze vuil of beschadigd zijn, moet u de roosters losmaken
van de unit en onder hoge druk met water schoonmaken.
Plaats de schone roosters pas weer terug als ze droog zijn.
Controleer batterijen op vuil. Als ze niet te vuil zijn, kunt u de batterijen
schoonmaken met een klein borsteltje. (WAARSCHUWING: De
ribben en koperen buizen zijn erg kwetsbaar! Elke schade heeft
gevolgen voor de werking van de unit.) Als de batterijen erg vuil zijn,
moeten ze worden gereinigd met professionele reinigingsmiddelen
waarvoor u een gespecialiseerd bedrijf zult moeten inhuren.
Isoleer de unit. Trek de elektrische verwarming uit de
verwarmingsmodule en controleer de weerstanden op
roestvorming. Vervang indien nodig weerstanden.
Controleer de anti-trillingsmontagepunten van de
compressoren en de centrifugale ventilator. Vervang indien
nodig de beschadigde onderdelen.
Haal een beetje olie uit het koelcircuit.
Controleer de glycolconcentratie in de drukwatercircuit. (Bij
een concentratie van 30% vermindert de bescherming met
ongeveer -15°C.) Controleer het drukcircuit.
Zet de unit in de warmtepompmodus. Stel de instellingen in op
de standaard ontdooistand en stel de cyclustijd op de
minimumwaarde in. Controleer de werking van de ontdooicyclus.
Trek de brander eruit om de leidingen te kunnen controleren
(zie het gedeelte over de gasbrander in de IOM).
Reinig de «inshot»-branders en de blower voorzichtig met een
borsteltje. Maak de rookgasafvoer en de rookkast schoon.
Veeg het stof van de motorbehuizing. Reinig de
verbrandingsluchtinlaatlamellen. Trek de uitlaten uit de
leidingen en maak de leidingen schoon.
CONTROLEER DE PAKKING VAN DE ROOKKAST.
Zie voor meer informatie het gedeelte over de gasbrander in de IOM.
Zie voor meer informatie het gedeelte over de gasbrander in de IOM.
Zie voor meer informatie het gedeelte over de gasbrander in de IOM.
6
ELKE MAAND ELK KWARTAAL ELKE MAAND
∆
ELK JAAR
GESCHAT
B4
TIJD
WINTER
(mn)
15
5
0
5
0
0
5
∆
1u bij reinigen
0 /
1u bij
0
vervangen
1u bij
0
vervangen
∆
∆
30
∆
30
∆
30
∆
30
∆
15
∆
30
∆
30