6.2.
Bedieningsinstructies
Zie hoofdstuk 7 voor het dagelijkse onderhoudsschema.
Als zich tijdens het gebruik van de multilader een van de volgende situaties voordoet, stop
dan onmiddellijk met het gebruik ervan door de stekker uit het stopcontact te trekken.
• Rook en/of brand
• Verbrande geur
• Opgeblazen behuizing van de multilader of batterij
1. Vooraanzicht
1. Led-scherm
2. Kleine leds die de waarde aangeven
3. Led-lamp die aangeeft dat de lader bezig is met
opladen
4. Kleine leds die de waarde aangeven
5. Led-lamp die aangeeft dat de lader is gestopt
6. Drukknop om te selecteren
1. Zet de draaiknop van de lader op 'aan' .
2. Zodra je de lader start, toont het digitale led-scherm de
volgende parameters:
• De batterijspanning (tweekleurige led, boven)
• De stroom die door de lader wordt geleverd
(onderste tweekleurige led, rood)
• De tijd
• De Ah die de lader levert (onderste tweekleurige led,
groen)
3. Alleen in de CAN-busmodus zal één druk op de MODE-
knop de configuratie van de parameters vastleggen en
de laatst weergegeven waarde behouden.
4. Door nogmaals op de MODE-knop te drukken, kun je
de parametervolgorde wijzigen.
5. Tijdens de CG-modus zal het indrukken van de MODE-
knop het laden of desulfateren pauzeren.
6. Als je nogmaals op de knop drukt, wordt de lader
opnieuw gestart vanaf het laatste punt waar hij gestopt
is.
Als je de batterij hebt verwijderd, wordt de lader gereset
en moet hij opnieuw worden geconfigureerd.
7. Als je de multilader volledig wilt uitschakelen, draai je
de draaiknop naar 'uit' .
2
ON CHARGE
V
t
1
A
Ah
6
MODE
END CHARGE
MODE
3
4
5
V
t
A
Ah
15/28