Inhoudsopgave
Advertenties
2. CG-modus
1. Na het selecteren van de CG-gebruiksmodus, moet je de nominale spanning programmeren: druk
op ROLL om door alle opties te scrollen, druk dan op ENTER om te bevestigen en om door te gaan
naar de volgende selectie.
2. Voor de stroominstelling, druk op ROLL om de stroomwaarde te verhogen in stappen van 10 A,
druk dan op ENTER om te bevestigen en door te gaan naar de volgende stap, de eenheid.
3. Om de eenheid te selecteren druk je op ROLL om de stroomwaarde te verhogen in stappen van 1
A. Druk op ENTER om te bevestigen en verder te gaan met de selectie voor laden of ontzwavelen.
4. TIJD-selectie. Druk op ROLL om de timer te verlagen in stappen van 1 uur en druk dan op ENTER
om het programmeren te beëindigen.
5. De programmering eindigt en de lader komt in een wachttoestand: sluit een batterij aan en druk
op de MODE-knop op ROLL om het laad-/ontzwavelingsprofiel te starten.
3. BC-modus
1. Nadat je de BC-werkmodus hebt geselecteerd, moet je het batterijtype instellen: druk op ROLL om
een waarde te selecteren:
• Kies BA1 voor loodzuurbatterijen.
• Kies BA2 voor loodgel.
Druk op ENTER om te bevestigen
2. Vervolgens moet je de nominale spanning programmeren: druk op ROLL om door alle opties te
bladeren, druk dan op ENTER om te bevestigen. Ga verder met het selecteren van het curvetype.
3. Druk op ROLL om de gewenste curve te selecteren:
• Selecteer CU1: IUIa curve plus egalisatie en onderhoud.
• Selecteer CU2: IU1U2ob curve.
Druk op ENTER om te bevestigen.
4. Selecteer nu de capaciteitswaarde: druk op ROLL om de weergegeven waarde in stappen van
50 Ah te verlagen. Selecteer een waarde die het dichtst bij de gewenste capaciteitswaarde ligt en
druk vervolgens op ENTER.
5. Zodra je de capaciteitswaarde hebt ingesteld, is het programmeren voltooid. Als er geen batterij is
aangesloten, gaat de lader in de stand-bymodus, totdat er een batterij is aangesloten.
Zodra er een batterij is aangesloten, start de lader het ingestelde programma.
Als er problemen of fouten optreden tijdens de afstelprocedure, schakel je de lader uit met de
AAN-UIT-draaischakelaar.
Zet de lader weer aan door de MODE-knop ingedrukt te houden en begin de afstelprocedure
opnieuw vanaf het begin.
4. S/S-functie
De multilader is uitgerust met een S/S-ingang die, indien ingeschakeld, het mogelijk maakt de lader te
bedienen door middel van een laagspanningsingang.
Als de S/S-ingang gesloten is, kan de lader werken. Als de S/S-ingang open is, wordt de
stroomopwekking gepauzeerd. Zodra het opladen is gepauzeerd, kun je opnieuw starten door de
S/S-ingang weer te sluiten.
De multilader is ook uitgerust met een Start/Stop voor batterijfuncties. Deze functie reset de lader,
wanneer een batterij wordt losgekoppeld en de lader zichzelf weer in de wachtstand zet.
17/28
Advertenties
Inhoudsopgave
