VOORBEREIDINGEN
24
> Druk de inrijghendel van de naaldinrijger zo ver mogelijk omlaag en draai deze naar achteren.
1
2
– Het draadhaakje loopt van rechts naar links door het oog van de naald.
> Breng de draad van voren naar achteren om de draadgeleiding van de naaldinrijger aan.
> Leid de draad links naast de naald onder het draadhaakje door en houd deze vast.
> Draai de inrijghendel naar voren en laat deze los, zodat deze terugkeert in de uitgangspositie. Houd
hierbij de draad voorzichtig vast.
– Het draadhaakje trekt de draad naar rechts door het oog van de naald tot een lus.
> Trek de draad helemaal door het oog van de naald.
2.7 Naai-instellingen
Onderdraadspanning instellen
De onderdraadspanning is af fabriek vooringesteld voor standaardgarens. Bij het gebruik van dikke of
speciale garens, bv. rubbergaren, kan het voorkomen, dat de onderdraadspanning moet worden aangepast.
Voer vóór de instelling van de onderdraadspanning altijd een naaitest uit.
> Plaats de spoel met draad in de spoelhuls.
2
1
2024-06 NL 5020105.00A.05