2024-06 NL 5020105.00A.05
3
Naaien
3.1 Achteruitnaaien
Achteruitnaaien wordt bij het begin en het einde van de naad gebruikt voor het afhechten van de naad.
> Druk op de hendel «Achteruitnaaien» en houd deze ingedrukt.
> Druk op het pedaal.
– De machine naait achteruit, totdat de hendel «Achteruitnaaien» wordt losgelaten.
3.2 Dikke plaatsen met nivelleerplaatjes naaien
De nivelleerplaatjes (optionele accessoires) zijn heel handig als over dikke plaatsen wordt genaaid.
> Bij het hoogste punt moet de naald omlaag en de naaivoet omhoog worden gezet.
> Compenseer de hoogte van de naaivoet, door één, twee of drie nivelleerplaatjes onder de naaivoet en
achter de naald aan te brengen.
3.3 Hoeken naaien
> Activeer «Naaldstop onder».
> Stop de machine bij het bereiken van een hoek.
> Zet de naaivoet omhoog.
> Gebruik de naald als draaipunt en draai de stof.
> Zet de naaivoet omlaag en naai verder.
3.4 Moeilijk glijdende stoffen naaien
Moeilijk glijdende materialen zoals leer, kunstleer, kunststof en vinyl kunnen met de stiksteekvoet met
glijzool (optioneel accessoire) eenvoudig worden genaaid.
> Monteer de stiksteekvoet met glijzool.
> Stel de gewenste steeklengte in.
> Naai met lage, constante snelheid. Zo nodig naaivoetdruk en draadspanning aanpassen.
NAAIEN
29