9.4 Instructies
Nadat u het probleem hebt geïdentificeerd, gebruikt u het
casenummer om de mogelijke oorzaak in deze alinea te
vinden.
Casus 1: Vlam brandt slechts 5 seconden na ontsteking
•
De vlam wordt niet gedetecteerd:
– Controleer de ontstekings- / ionisatiekabel en
de elektrode. De kabel moet een weerstand van
1 kΩ hebben.
•
De luchtverwarmer is niet goed geaard.
•
Toestel is aangesloten op een zwevend net (230V
tussen de fases zonder nul). Breng een
scheidingstransformator aan of bestel serviceset
GA4010.
•
De printplaat is defect.
Casus 2: Geen vlam na ontsteking.
•
Er is niet genoeg gastoevoerdruk.
•
Het gas/lucht mengsel is te arm:
– Stel de gasklep af (zie §8.1).
•
De gasklep gaat niet open:
– Controleer tijdens het ontsteken of er 230 V op
de gasklep staat.
•
Controleer of de ontstekingselektrode vonkt. Als deze
niet vonkt:
– Controleer de kabel en elektrode en vervang
deze als ze beschadigd zijn.
– Controleer de branderautomaat en vervang
deze wanneer deze geen vonk afgeeft.
Casus 3: Temperatuursensor van de warmtewisselaar is
oververhit.
•
Controleer of de connector J12 en J6 correct zijn
aangesloten en of de verbinding op connector J12[1-
4] (optionele temperatuurbeveiliging) gesloten is.
•
Controleer of de systeemventilator voldoende lucht
toevoert.
•
Controleer de instellingen van de gasklep. De
luchtverwarmer kan overbelast zijn. Als dit het geval
is:
– Pas de branderdruk aan.
Casus 4: Warmtewisselaar temperatuursensor of
rookgastemperatuursensor niet gedetecteerd, of
kortgesloten.
LET OP
L-25 verwijst naar de warmtewisselaar sensor. L-26
verwijst naar de rookgassensor.
•
De warmtewisselaar sensor bestaat uit twee interne
sensoren. De waarden van deze sensoren kunnen te
veel verschillen:
– Meet de weerstand van elke sensor. De
weerstand moet 20 KΩ bij 25 °C en 25 KΩ bij
20 °C zijn.
– Als de gemeten waarden te veel verschillen,
INSTALLATIEHANDLEIDING LUCHTVERWARMER TYPE DXC
vervangt u de sensor.
Casus 5: Te veel vlamfouten tijdens het branden.
•
De gastoevoer is niet constant. Dit resulteert in een
daling van de gastoevoerdruk tijdens het branden en
zorgt ervoor dat de vlam dooft.
– Controleer de gastoevoerdruk terwijl het toestel
brandt.
•
De branderdruk voor laag vermogen is te laag.
Hierdoor dooft de vlam omdat deze te klein is om te
worden gedetecteerd.
– Controleer de branderdruk op de laagstand en
stel indien nodig bij (zie §8.1).
•
Recirculatie van rookgas. Vanwege een probleem met
het rookgaskanaal wordt het rookgas teruggezogen
in de luchtinlaat. Dit resulteert in een gebrek aan
zuurstof en zorgt ervoor dat de vlam dooft.
– Controleer het rookgaskanaal en de toevoer van
verse lucht. Alleen gecertificeerde, originele
onderdelen mogen worden gebruikt.
Casus 9: Te veel resetacties in korte tijd.
•
Deze fout verdwijnt na enige tijd of als de
stroomtoevoer voor een tijdje wordt onderbroken.
Casus 11: Onvoldoende lucht door de warmtewisselaar.
Drukschakelaar sluit niet.
•
Controleer of de brander ventilator draait.
•
Controleer of het rookgasafvoersysteem vrij is.
•
Controleer de drukschakelaar en de aansluitingen.
•
Controleer de warmtewisselaar op lekkage van
rookgas.
Casus 12: E-fout gedurende meer dan 24 uur.
•
Schakel de luchtverwarmer uit en weer in en
controleer de foutcode.
Casus 13: Interne fout.
•
Maak het toestel spanningsloos en sluit weer aan. Als
dit niet helpt:
– Vervang de branderbesturing.
Casus 14: Drukschakelaar is niet gesloten in ruststand.
•
Controleer of het contact vastzit. Als dat zo is:
– Vervang de drukschakelaar.
•
Controleer of er water in de slang zit. Als dat zo is:
– Droog de slang.
25