360° CAMERA
Bij beeld voorkant of
achterkant: als u op een
helling manoeuvreert,
kunnen voorwerpen die
op het multimediascherm worden
3
weergegeven dichterbij of
verderaf zijn dan het lijkt.
Houd hier rekening mee om de
juiste afstand te bepalen
voordat u een manoeuvre
uitvoert.
Het beeld "voor" of "achter" dat wordt
verzonden naar het multimediascherm
5 wordt weergegeven met twee of drie
geleidelijnen 6 , 7 en 8 .
2 8 4 - R i j d e n
Dit systeem wordt eerst gebruikt met
behulp van een of meer tekeningen
(bewegend en aanhanger voor de
verplaatsingsrichting en vast voor de
afstand).
Vaste geleidelijnen 6
De vaste tekening bestaat uit
gekleurde markeringen A , B en C , die
de afstand achter de auto aangeven:
– A (rood) op ongeveer 30 centimeter
van de auto;
– B (geel) op ongeveer 70 centimeter
van de auto;
– C (groen) op ongeveer 150
centimeter van de auto.
Bewegende geleidelijn 7
Deze wordt in het blauw getoond op
het multimediascherm 5 . Het geeft de
verplaatsingsrichting van de auto aan
afhankelijk van de stand van het
stuurwiel in het beeld voor en het
beeld achter.
Aanhanger geleidelijn 8
Deze wordt in het blauw getoond op
het multimediascherm 5 . Deze geeft
de verplaatsingsrichting van de dissel
van de aanhanger aan afhankelijk van
de stand van het stuurwiel.
Hiermee kan de bestuurder de
trekhaak zo dicht mogelijk bij de
trekkop van de aanhanger plaatsen.
De richtlijnen voor de
beelden voor, achter en
opzij zijn een op een
horizontale ondergrond
geprojecteerde weergave; deze
informatie geldt niet bij een
verticaal of op de grond geplaatst
voorwerp.
Voorwerpen die op de rand van
het multimediascherm worden
weergegeven, kunnen vervormd
lijken.
In geval van te veel licht (sneeuw,
auto in de zon, enz.) kan het zicht
van de camera gestoord zijn.
In de gecombineerde
weergave van de
camera's:
– staande voorwerpen (stoepen,
auto enz.) kunnen vervormd
worden weergegeven in het beeld
van bovenaf;
– alle voorwerpen bovenop de
auto worden niet weergegeven.