Draadloos netwerk instellen
Klik op Volgende.
6
Select draadloos on the Type printerverbinding.
7
Klik op Volgende.
8
Selecteer Een USB-kabel gebruiken op het scherm Selecteer de
9
installatiemethode voor een draadloze verbinding. Klik daarna
op Volgende.
Ga verder met stap 14 als het scherm niet wordt weergegeven.
Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten.
10
Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u wilt gebruiken
en klik op Volgende.
Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u op
Geavanceerde instelling.
•
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de SSID van het
toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig).
•
Werkingsmodus: selecteer Infrastruct..
•
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: Selecteer deze optie als u wilt dat de
afdrukserver wordt geverifieerd op basis van de vooraf gedeelde
WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt
(de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig
wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de
bijbehorende clients.
•
Codering: selecteer de codering. (Geen, WEP64, WEP128, TKIP,
AES)
•
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in.
•
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van de
netwerkcodering.
•
WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex:.
Als de beveiliging van het toegangspunt is ingeschakeld, verschijnt het
beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk.
Voer de netwerksleutel van het toegangspunt (of de router) in.
Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze
11
netwerk. Controleer de instellingen en klik op Volgende.
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
172