●
Zorg ervoor dat de stapel papier niet hoger is dan de lijn die het maximale aantal vellen aangeeft (
Als u te veel papier plaatst, kan dit papierstoringen veroorzaken.
●
Als u enveloppen of papier met een logomerk gebruikt, let dan op de oriëntatie wanneer u deze in de
papierbron plaatst.
Enveloppen plaatsen(P. 127)
Voorbedrukt papier laden(P. 134)
●
Het maximale aantal vellen papier dat per keer geplaatst kan worden is afhankelijk van het soort papier.
Voor meer informatie raadpleegt u
5
Controleer het papierformaat en -type, en druk op <OK>.
●
Als u papier van een vrij formaat plaatst, of als het weergegeven formaat of type verschilt van het papier dat
feitelijk is geplaatst, raadpleegt u
TIPS
Afdrukken op de achterzijde van bedrukt papier (tweede zijde van dubbelzijdig papier)
●
U kunt afdrukken op de achterzijde van bedrukt papier. Strijk het bedrukte papier glad en leg het in de
papiertafel, met de afdrukzijde omlaag (eerder afgedrukt met de afdrukzijde omhoog). Druk vervolgens op
<2de zijde van 2-zijdige pag.> op het scherm voor het selecteren van het papiertype.
●
Gebruik alleen papier dat met deze machine is bedrukt.
Transparanten plaatsen
●
Als een invoer van meerdere vellen of een papierstoring optreedt, plaatst u de transparanten één voor één.
●
Als u transparanten achterlaat in de papierladen of in de papiertafel, kunnen de vellen aan elkaar kleven,
waardoor meer vellen tegelijk worden aangevoerd of een papierstoring ontstaat. Bewaar na het afdrukken
de resterende transparanten in de oorspronkelijke verpakking. Vermijd plaatsen met extreme temperatuur
en luchtvochtigheid.
KOPPELINGEN
Beschikbaar papier(P. 1468)
<Pap.inv.modus vr opdr. printerstuurprog. met pap.taf.>(P. 1072)
Basisbewerkingen
Beschikbaar papier(P. 1468) .
Het papierformaat en -type voor de papiertafel opgeven(P. 160) .
126
).