Voer de telefoonlijn door de opening in het kabelklepje.
Haak de lipjes van het kabelklepje in de openingen van het apparaat.
Breng het kabelklepje weer aan.
Configureer de telefoonnetwerkinstellingen en de modus voor faxontvangst nadat u het apparaat op de telefoonlijn hebt aangesloten.
Als de telefoon over functies beschikt die niet compatibel zijn met het apparaat, dan kunt u deze functies niet gebruiken.
Bevestig dat u de naam en het faxnummer van de gebruiker hebt geregistreerd tijdens de eerste installatie. U kunt de geregistreerde
gegevens controleren bij [Gebruikersinstellingen] onder [Beheerdersinstellingen].
Zie
Beheerdersinstellingen
Zie
Instellingen voor het telefoonnetwerk configureren
voor meer informatie over het registreren van de afzender.
voor meer informatie over het configureren van de