70
Hoofdstuk 4 Functies voor afdrukken
De afdrukpositie aanpassen
[PRINT POSITION]
U kunt de afdrukpositie aanpassen.
Voor het aanpassen van de afdrukpositie in de hori-
zontale richting gaat u anders te werk dan in de ver-
ticale richting.
Horizontale richting
De afdrukpositie in de horizontale
richting aanpassen
U kunt de afdrukpositie in de horizontale richting aan-
passen met de toetsen [PRINT POSITION] op het
bedieningspaneel.
U kunt de afdrukpositie niet alleen vóór maar ook tij-
dens de afdrukprocedure aanpassen.
1
Druk op de toets [PRINT POSI-
TION] ([O] of [N]).
Telkens wanneer u op de toets [O] of [N] drukt,
wordt het drukbeeld 0,5 mm verplaatst.
BDruk op de toets P om het druk-
beeld op de standaardpositie terug
te zetten.
BAls u het drukbeeld tijdens de
afdrukprocedure op de standaard-
positie terug wilt zetten, houdt u de
toets P ingedrukt.
2
Verticale
richting
De afdrukpositie in de verticale rich-
ting aanpassen
U kunt de afdrukpositie aanpassen met de instelknop
verticale afdrukpositie op de papierinvoerlade.
1
2
Controleer de afstand van de ver-
plaatsing.
Op het touchpaneelscherm wordt aangegeven
hoe ver het drukbeeld in de horizontale richting
is verplaatst.
BDe weergegeven afstand is een refe-
rentiewaarde. Druk na het aanpassen
van de afdrukpositie op de toets
[PROOF] om de afdruk te controleren.
BAls de volgende handelingen
worden uitgevoerd, wordt de
afdrukpositie in de horizontale
richting teruggezet op de stan-
daardinstelling.
CDruk op de toets [RESET].
CSchakel de machine uit.
Breng de papierinvoerlade omlaag.
Druk op de knop omhoogbrengen/neerlaten
invoerlade om de papierinvoerlade omlaag te
brengen totdat de papierinvoerrol van het
papier af komt.
Draai de instelknop verticale
afdrukpositie.
De afdrukpositie in de verticale richting wordt
niet weergegeven op het touchpaneelscherm.
Stel de verticale afdrukpositie in terwijl u de
schaal voor de verplaatsingsafstand controleert.