Problemen oplossen
We adviseren u te controleren of u het probleem aan de hand van de volgende tabel kunt oplossen
voordat u contact opneemt met een servicecentrum.
Probleem
Batterijen niet geplaatst.
Camera gaat
niet aan
Batterij bijna uitgeput.
De diafragmaring van het
objectief staat op een
andere stand dan s.
Flitser wordt opgeladen.
De sluiter
ontspant niet
Geen vrije ruimte op
SD-geheugenkaart.
Er wordt een opname
gemaakt.
Het onderwerp kan
moeilijk worden
scherpgesteld.
Onderwerp bevindt zich
niet in scherpstelveld.
De autofocus
werkt niet.
Onderwerp is te dichtbij. Neem meer afstand tot het onderwerp en maak een opname.
Scherpstelfunctie
is ingesteld op \.
Scherpstelfunctie
is ingesteld op k
(Continu).
Belichtingsgeheugen
is niet beschikbaar
Het belichtings-
in de standen
geheugen werkt
B (Snelinstelling),
niet
p (Tijdopname)
en M (X-sync-snelheid
van de flitser).
Oorzaak
Controleer of de batterijen zijn geplaatst. Is dat niet het
geval, plaats de batterijen dan.
Vervang hem door een opgeladen batterij of gebruik
de netvoedingsadapter D-AC50 (optioneel).(p.47)
Zet de diafragmaring op positie s (p.147) of selecteer
[Toegestaan] bij [Gebruik diafr. ring] in het menu
[A Pers.inst.] (p.210).
Wacht tot het opladen gereed is.
Plaats een SD-geheugenkaart met voldoende vrije ruimte
of wis overbodige opnamen. (p.48, p.100)
Wacht tot opslaan gereed is.
De autofocus kan niet goed scherpstellen op onderwerpen
met een laag contrast (lucht, witte muren), donkere
kleuren, ingewikkelde patronen, onderwerpen die snel
bewegen of landschappen die door een raam of netpatroon
worden gefotografeerd. Stel scherp op een ander onderwerp
op dezelfde afstand (druk de ontspanknop tot halverwege in),
richt vervolgens op het onderwerp en druk de ontspanknop
helemaal in. Gebruik anders de handmatige scherpstelling.
(p.136)
Plaats onderwerp in scherpstelkader in de zoeker.
Als het onderwerp buiten het scherpstelveld valt,
richt u de camera op het onderwerp en vergrendelt
u de scherpstelling (houd de ontspanknop tot halverwege
ingedrukt). Kader het beeld vervolgens opnieuw
uit en druk de ontspanknop helemaal in.
Zet de scherpstelfunctieknop op l (Enkelbeeld). (p.130)
Autofocus wordt niet vergrendeld (scherpstelvergrendeling)
als de scherpstelfunctie wordt ingesteld op k.
De camera blijft scherpstellen op het onderwerp wanneer
de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt.
Als er een onderwerp is waarop u wilt scherpstellen,
schuift u de scherpstelfunctieknop naar l en gebruikt
u de scherpstelvergrendeling.
Gebruik het belichtingsgeheugen bij elke andere
instelling dan B (Snelinstelling), p (Tijdopname)
en M (X-sync-snelheid van de flitser).
Oplossing
219
5