4. Wielen, banden
4.1 Banden
4.2 Bandenspanning
1
2
3
Gebruik uitsluitend banden die in de toelatings-
papieren zijn gespecificeerd. Voor het gebruik
van andere bandenmaten is goedkeuring van de
fabrikant vereist (ABE).
• Controleer de banden regelmatig op gelijkma-
tige profielslijtage, profieldiepte en uiterlijke
beschadigingen.
• Gebruik altijd banden van hetzelfde soort en
type (zomer- of winterbanden).
• Rijd nieuwe banden de eerste 100 km voor-
zichtig in, zodat ze hun volledige gripvermo-
gen kunnen ontwikkelen.
Caravans met tandemas kunnen
afhankelijk van het model een ver-
hoogde bandenslijtage vertonen.
In de kentekenbewijzen deel I en II staat nog
slechts één bandenmaat vermeld. Deze hoeft
niet per se overeen te stemmen met de op het
voertuig gemonteerde bandenmaat. Neem bij
onduidelijkheden contact op met uw dealer.
Voor controle van de bandenspanning
geldt
• Om de vier weken, op zijn laatst om de drie
maanden en voorafgaand aan ieder gebruik
de bandenspanning controleren en corrigeren.
• Indien het rijden met geringe bandenspanning
niet te vermijden is (van de camping naar het
dichtstbijzijnde tankstation) mag de maxi-
mum-snelheid ten hoogste 20 km/h bedra-
gen.
• Verhoog de bandenspanning van de achter-
wielen van de trekauto 0,2 bar.
• De controle dient met koude banden te ge-
schieden.
• Bij controle of correctie van warme banden
moet de druk 0,3 bar hoger zijn dan bij koude
banden.
Voor de bandenspanning geldt
- correcte bandenspanning
- te lage bandenspanning
- te hoge bandenspanning
j
k
l
04-1