Opnamen maken met de ingebouwde fotokaders
U kunt opnamen maken met de kaders die in de camera zijn opgeslagen.
Er zijn zeven kaders beschikbaar.
1
Tik in de opnamestand op de LCD-monitor.
De [opnamewerkbalk] verschijnt.
2
Tik op het pictogram A (opnamefunctie).
• Het pictogram van de geselecteerde opnamefunctie
verschijnt in plaats van het pictogram A.
• Het [opnamepalet] verschijnt.
3
Dubbeltik op het pictogram Y.
• Het scherm voor selectie van het kader verschijnt.
• Om de bedieningsaanwijzing op te roepen,
tikt u één keer op het pictogram.
4
Tik op de pijlpictogrammen (qr)
om het gewenste kader te kiezen
en tik op [OK].
• De instelling wordt opgeslagen en de camera
keert terug naar de opnamestand.
5
Druk de ontspanknop tot halverwege in.
Het scherpstelkader op de LCD-monitor wordt groen als het onderwerp is scherpgesteld.
6
Druk de ontspanknop helemaal in.
De opname wordt gemaakt.
Memo
• De kaders die bij deze functie worden gebruikt, zijn opgeslagen in het interne geheugen
van de camera. U kunt ze vervangen door andere kaders die kunnen worden gekopieerd
van op de SD-geheugenkaart door in het scherm voor selectie van het kader op [Wijzig]
te tikken (blz.100).
• Het aantal opnamepixels is vast ingesteld op h.
• Als het aantal opnamepixels niet h is voordat u deze functie gebruikt en u de opname-
functie wijzigt, wordt de vorige waarde voor het aantal opnamepixels hersteld.
De beelduitsnede bepalen
Opnamepalet
Opnamepalet
Opnamepalet
Selecteer een opname voor
Selecteer een opname voor
Selecteer een opname voor
compositie
compositie
compositie
Wijzig
OK
3
47