Inhoudsopgave
Advertenties
1. VOORZORGS- EN VEILIGHEIDSMAATREGELEN
Het instrument is ontworpen volgens de richtlijn IEC/EN61010-1 voor elektronische
meetinstrumenten. Neem voor en tijdens het uitvoeren van metingen de volgende
instructies in acht en lees alle opmerkingen voorafgegaan door het symbool
grootst mogelijke aandacht.
• Voer geen spanning- of stroommetingen uit in vochtige omgevingen
• Voer geen metingen uit in de buurt van gas, explosieve of ontvlambare stoffen of in
stoffige ruimtes
• Vermijd contact met het te testen circuit als er geen meting wordt uitgevoerd.
• Vermijd contact met blootliggende metalen delen, ongebruikte aansluitpunten, etc.
• Voer geen meting uit als u afwijkingen aan het instrument waarneemt zoals
vervormingen, breuken, afwezigheid van berichten op het scherm, etc.
• Wees vooral voorzichtig bij het meten van spanningen hoger dan 25 V in speciale
omgevingen en 50 V in normale omgevingen, omdat er een risico op elektrische
schokken bestaat.
De onderstaande symbolen worden gebruikt in deze handleiding en op het instrument:
WAARSCHUWING: volg de instructies in deze handleiding op; onjuist gebruik kan
het instrument of onderdelen ervan beschadigen
Hoogspanningsgevaar: risico op elektrische schokken
Dubbele isolatie
Gelijkspanning of -stroom
Verbinding met aarde
1.1.
VOORAFGAANDE INSTRUCTIES
• Dit instrument is ontworpen voor gebruik onder de omstandigheden die beschreven zijn
in paragraaf 10.6. Gebruik het instrument niet onder andere omstandigheden.
• Het instrument mag gebruikt worden voor het meten van SPANNING en
STROOMSTERKTE in een CAT III omgeving met een maximale spanning van 1.000 V
DC tussen de ingangen. Niet gebruiken bij installaties die de bereiken overschrijden
die beschreven staan in paragraaf 10.1, paragraaf 10.2 en paragraaf 10.3
• We raden de gebruiker aan de normale veiligheidsregels in acht te nemen die bedoeld
zijn om hem te beschermen tegen gevaarlijke schokken en het instrument te
beschermen tegen onjuist gebruik.
• De veiligheidsnormen worden alleen gegarandeerd voor accessoires die bij het
instrument zijn meegeleverd. Deze moeten dus in goede staat verkeren en dienen,
indien nodig, te worden vervangen door de juiste accessoires.
• Controleer of de batterijen op de juiste manier geplaatst zijn.
• Controleer voor u de meetsnoeren op het te meten circuit aansluit of u de juiste functie
geselecteerd hebt.
NL - 3
met de
Advertenties
Inhoudsopgave
