Dimactoren uit de MIX2-serie DMG 2 T
7.4 LED-lampen dimmen
7.4.1 Algemeen
Op de dimmer mogen alleen LED-lampen voor 230V-netspanning (zogenaamde retrofit-lampen)
worden aangesloten, die uitdrukkelijk als dimbaar zijn gekenmerkt.
Bij het dimmen kunnen zowel fabrikant- als typeafhankelijke verschillen worden vastgesteld. Daarom
wordt aanbevolen alleen lampen van hetzelfde type parallel op een kanaal te gebruiken.
Het maximale vermogen per kanaaal is 400 W (Faseafsnijding/RC-Mode), 60 W
(Faseaansnijding/L-Mode) bij parallel gebruik van de beide kanalen maximaal 800 W
(Faseafsnijding/RC-Mode), 120 W (Faseaansnijding/L-Mode)
Het minimale vermogen per kanaal is 5 W
Evt. moet de „minimumdimwaarde" per parameter worden aangepast.
7.4.2 Keuze RC- of L-reactie:
Naast de aanbevelingen van de LEd-fabrikant voor het betreffende lamptype geldt het volgende:
LED-lampen worden meestal in de RC-modus gebruikt, om de inschakelstromen van de lampen te
verlagen, die storingen in het voedingsnet kunnen veroorzaken.
De RC-modus wordt daarom vooral bij hoge vermogens aanbevolen.
Ander voordeel: De warmteontwikkeling in de dimmer is lager.
L-modus:
Bij LED-lampen alleen gebruiken als een storend flikkeren bij het omhoog resp. omlaag dimmen
wordt vastgesteld.
Opmerking:
Sommige lamptypes kunnen in de L-modus een overbelasting veroorzaken, wat automatisch leidt tot
omlaagdimmen van de last.
Dan moet de automatische lastherkenning worden gekozen (d.w.z. RC-modus).
Stand: Apr-20 (wijzigingen voorbehouden)
58
74
Pagina
van