De motor starten
Lees vóór het starten van de motor de Controlelijst voor het starten, de speciale bedieningsinstructies en de
Procedure voor inlopen van de motor in het hoofdstuk Bediening .
Als er onvoldoende koelwater is, raken de motor, de waterpomp en andere onderdelen oververhit en lopen
ze schade op. Zorg tijdens gebruik voor voldoende watertoevoer naar de waterinlaten.
1.
Controleer of de koelwaterinlaat onder water is.
2.
Controleer het motoroliepeil.
3.
Schakel de buitenboordmotor in de stand neutraal (N).
NB: De motor start niet als het dodemanskoord niet met de stopschakelaar verbonden is.
BEDIENING
KENNISGEVING
27029
27030
R
36
N
F
45602
nld