2 Veiligheid
2.4.2
Veiligheidsaanwijzingen voor de aansluiting op het elektriciteitsnet
► Zorg ervoor dat de netkabel niet beschadigd raakt, bijvoorbeeld door eroverheen te rijden,
deze te pletten of eraan te trekken.
► Controleer de netkabel regelmatig op tekenen van beschadiging of veroudering.
► Sluit op de kant van de aansluiting op het elektriciteitsnet een zekering aan die overeenkomst
met de desbetreffende stroomsterkte.
► Indien de netkabel moet worden vervangen, gebruik dan uitsluitend de door de fabrikant
gespecificeerde versie.
► Laat de netkabel en de netstekker alleen vervangen door een erkende elektricien.
► Let er bij het vervangen van de netstekker en de netkabel op dat deze spatwaterdicht en
mechanisch stabiel zijn.
2.4.3
Veiligheidsaanwijzingen voor de elektrotechniek
► Controleer elektrisch gereedschap op beschadigingen en of het probleemloos en volgens de
voorschriften werkt.
► Stel elektrisch gereedschap niet bloot aan regen en vermijd een vochtige of natte omgeving.
► Bescherm uzelf tegen elektrische schokken door een isolerende ondergrond te gebruiken en
droge kleding te dragen.
► Gebruik het elektrisch gereedschap niet op plaatsen waar brand- of explosiegevaar bestaat.
2.4.4
Veiligheidsaanwijzingen voor lassen
► Booglassen kan schade aan ogen, huid en gehoor veroorzaken. Houd er rekening mee dat er
in combinatie met andere lasonderdelen nog meer gevaren kunnen ontstaan. Draag daarom
altijd de voorgeschreven beschermende kleding in overeenstemming met de lokale wet- en
regelgeving.
► Alle metaaldampen, vooral lood, cadmium, koper en beryllium, zijn schadelijk voor de
gezondheid. Zorg voor voldoende ventilatie of afzuiging. De toepasselijke grenswaarden voor
beroepsmatige blootstelling (OEL [occupational exposure limits]) niet overschrijden.
► Spoel werkstukken die ontvet zijn met gechloreerde oplosmiddelen af met schoon water, zodat
de vorming van fosgeengas wordt voorkomen. Plaats geen chloorhoudende ontvettingsbaden
in de buurt van de laswerkplek.
► Zorg ervoor, voordat met het werk wordt begonnen, dat de algemene
brandpreventievoorschriften worden opgevolgd en verwijder brandbare materialen uit de
buurt van de laswerkplek. Zorg voor geschikte brandbeschermingsmiddelen op de werkplek.
2.4.5
Veiligheidsaanwijzingen voor persoonlijke beschermingsmiddelen
► Draag geen losse kleding of sieraden.
► Draag bij lang haar een haarnetje.
► Neem de lokale wetgeving en richtlijnen voor beschermingsmiddelen in acht.
► Zorg ervoor dat derden in de directe omgeving persoonlijke beschermingsmiddelen dragen.
► Draag persoonlijke beschermingsmiddelen die op het gevaar zijn afgestemd.
2.4.6
Veiligheidsaanwijzingen voor noodgevallen
► In noodgevallen moet de stroomtoevoer onmiddellijk worden onderbroken.
► Blus brandende olie of emulsies met een CO
NL - 76
xFUME
- of een poederbrandblusser.
2
®
ADVANCED W3
BAL.0985.0 • V01