Opbouw en functie
TIG-lassen
5.15
TIG-lassen
5.15.1 Ontsteking vlamboog
5.15.1.1 HF-ontsteking
De lichtboog wordt contactloos met hoogspannings-ontstekingspulsen gestart:
a) de lastoorts in laspositie boven het werkstuk plaatsen (afstand tussen de punt van de elektrode en het
werkstuk ca. 2-3 mm).
b) door het robotstartsignaal (hoogspanning-ontstekingsimpulsen starten de vlamboog).
c) er vloeit startstroom. Al naar gelang de geselecteerde bedrijfsmodus gaat men door met lassen.
Lassen beëindigen: Robotstopsignaal of andere signalen, al naar gelang de geselecteerde
bedrijfsmodus.
5.15.2 TIG automatische uitschakeling
Komt het na de start via de automaatinterface niet tot een ontsteking van de vlamboog of wordt
de vlamboog door het wegtrekken van de toorts onderbroken, dan volgt er binnen 5 sec. een
automatische uitschakeling zonder foutmelding.
HF, gas en nullastspanning (sterkstroomgedeelte) worden uitgeschakeld.
Bij het gebruik van RINTX1x of BUSINTX1x is de automatische uitschakeling afhankelijk van de
tijd in TZ-ZÜND (PC300.net).
5.16
Lasprogramma's
Het lasapparaat beschikt over 16 programma's. Deze kunnen tijdens het lassen op bijv. een Up-/down-
toorts worden geselecteerd.
In alle geselecteerde lasopdrachten (JOB) kunnen 16 programma's worden ingesteld, opgeslagen en
opgeroepen. In het programma "0" (standaardinstelling) kan de lasstroom traploos over het hele bereik
worden ingesteld. In de programma's 1-15 kunnen 15 verschillende lasstromen worden ingesteld.
Als de aangesloten interfaces RINT X12 of BUSINT X11 in de JOB-modus staan, kunnen de
bedrijfsmodus en de puls-functie ook voor de programma's 1-15 vooraf worden ingesteld. Buiten de JOB-
modus van de interfaces worden de bedrijfsmodus en de puls-functie door de interfaces aangestuurd.
Voorbeeld:
Programmanummer
1
2
De bedrijfsmodus kan tijdens het lassen niet worden gewijzigd. Wordt er met programma 1
(bedrijfsmodus 2-takt) gestart, dan neemt programma 2 ondanks de instelling 4-takt de instelling van
startprogramma 1 over en wordt deze tot het einde van het lassen omgeschakeld.
De puls-functie (Pulsen uit, Pulsen aan) en de lasstromen worden uit de betrokken programma's
overgenomen.
Wijzigingen van de overige lasparameters in de programmacyclus hebben in gelijke mate effect
op alle programma's.
Een verandering van de lasparameters wordt onmiddellijk in de JOB opgeslagen!
46
Afbeelding 5-20
Lasstroom
80 A
70 A
Bedrijfsmodus
2-takt
4-takt
Puls-functie
Pulsen aan
Pulsen uit
099-000167-EW505
27.01.2016