Problemen bij de installatie van hardware oplossen
Wanneer u een extra schijfeenheid, een uitbreidingskaart of andere hardware toevoegt of verwijdert,
kan het nodig zijn de computer opnieuw te configureren. Wanneer u een Plug and Play-apparaat
installeert, wordt het apparaat automatisch door Windows herkend en wordt de configuratie van de
computer automatisch aangepast. Als u een apparaat installeert dat niet compatibel is met Plug and
Play, moet u de computer opnieuw configureren nadat de installatie van de nieuwe hardware is voltooid.
In Windows gebruikt u hiervoor de Wizard Hardware toevoegen. Volg de instructies van de wizard die
op het scherm worden weergegeven.
WAARSCHUWING!
altijd van stroom voorzien. Beperk het risico van persoonlijk letsel door elektrische schokken of hete
oppervlakken, door de stekker van het netsnoer uit het stopcontact te halen en de interne onderdelen
van het systeem te laten afkoelen voordat u deze aanraakt.
Controleer het lampje op de systeemkaart. Als het lampje brandt, staat er nog spanning op het systeem.
Schakel de computer uit en ontkoppel het netsnoer voordat u verdergaat.
Tabel 2-9
Problemen bij de installatie van hardware oplossen
Nieuwe apparatuur wordt niet herkend als onderdeel van het systeem.
Oorzaak
Een apparaat is niet goed geïnstalleerd of aangesloten.
Kabels van nieuwe externe apparatuur zitten los of netsnoeren
zijn niet aangesloten.
Het nieuwe apparaat is niet ingeschakeld.
U heeft de wijzigingen in de configuratie niet geaccepteerd
toen het systeem u hierover informeerde.
Een Plug and Play-kaart wordt mogelijk niet automatisch
geconfigureerd als de standaardconfiguratie een conflict met
andere apparaten veroorzaakt.
De USB-poorten van de computer zijn uitgeschakeld in
Computer Setup (Computerinstellingen).
NLWW
Wanneer de computer is aangesloten op een stopcontact, wordt de systeemkaart
Oplossing
Controleer of het apparaat goed is aangesloten en of de pinnen
van de connector niet zijn verbogen.
Controleer of alle kabels goed zijn aangesloten en of de pinnen
van de kabel of de connector niet verbogen zijn.
Schakel de computer uit, schakel het externe apparaat in en
schakel vervolgens de computer weer in om het apparaat in
het systeem te integreren.
Start de computer opnieuw op en volg de instructies voor het
accepteren van de wijzigingen.
Gebruik Apparaatbeheer om de automatische instellingen
voor de kaart uit te schakelen en een basisconfiguratie te
kiezen die geen conflict met systeembronnen veroorzaakt. U
kunt ook Computer Setup (Computerinstellingen) gebruiken
om apparaten opnieuw te configureren of uit te schakelen en
zodoende het conflict op te lossen.
Open Computer Setup (F10) (Computerinstellingen) en
schakel de USB-poorten in bij Security (Beveiliging) >
Drivelock Security (Drivelock-beveiliging).
Problemen bij de installatie van hardware oplossen
29