4
Opbouw en werking
4.1 Beschrijving van het apparaat
De apparaten zijn ter plaatse gewijzigde, direct
gestookte luchtverwarmers (WLE) met warmtewis-
selaar en verbrandingsgasaansluiting voor uitslui-
tend commercieel gebruik.
De apparaten kunnen direct worden gestookt met
stookolie EL of dieselbrandstof.
De apparaten kunnen met en zonder gasafvoerlei-
ding worden gebruikt. Ze zijn voor een universeel
en probleemloze inzet vervaardigd.
De apparaten worden uitsluitend met afzonderlijke
constructiegeteste blaasunit-branders gebruikt.
De apparaten zijn uitgerust met een geluidsgeopti-
maliseerde en onderhoudsarme krachtige radiaal-
ventilator, alsook een ruimtethermostaatcontact-
doos en een netwerkkabel met 400 V CEE-stekker.
De apparaten zijn onderling verbonden via een
automatische draairichtingscontrole van de ventila-
tormotor.
Bij af fabriek gemonteerde blaasunit-oliebranders
beschikken de apparaten standaard over een inge-
bouwde multiflex-olievoorverwarming.
De apparaten voldoen aan de fundamentele veilig-
heids- en gezondheidseisen van de betreffende
EU-bepalingen.
Voor een optimaal bedrijf mogen de apparaten
niet worden gebruikt bij een omgevingstempe-
ratuur die hoger is dan 25 °C.
AANWIJZING!
De apparaten mogen nooit vóór het verstrijken
van de algehele nakoelfase (met uitzondering
van noodsituaties) worden losgekoppeld van de
stroomvoorziening.
AANWIJZING!
Er mogen uitsluitend constructiegeteste blaas-
unit-oliebranders in WLE-uitvoering volgens
DIN EN 230 en DIN-EN 267 worden gebruikt.
Gebruikslocaties van de apparaten
De apparaten leveren als mobiele direct gestookte
luchtverwarmer direct warmte. Ze zijn uitsluitend
vervaardigd voor commercieel gebruik.
De apparaten worden onder andere gebruikt
voor het verwarmen, tempereren of drogen
van:
Opslaghallen
n
n
Tentoonstellingshallen
n
Beurshallen
n
Snelbouwhallen
n
Tenten met grote capaciteit
n
Bouwplaatsen
Werking
Worden de apparaten in verwarmingsbedrijf
geschakeld, zal de blaasunit-brander automatisch
starten. In volledig automatisch verwarmingsbedrijf
via de ruimtethermostaat start de blaasunit-
brander alleen als warmte is vereist.
Na een korte looptijd van de brander, schakelt de
temperatuurregelaar "TR" (ingestelde temperatuur
35 tot 40 °C) de toevoerluchtventilator automatisch
in. Er wordt warme lucht uitgeblazen.
Afhankelijk van de warmtebehoefte wordt tijdens
het bedrijf met de ruimtethermostaat het
beschreven verloop automatisch opnieuw her-
haald.
De temperatuursensor "TW" (ingestelde tempera-
tuur 80 tot 85 °C) bewaakt de binnentemperatuur
van het apparaat.
Na het uitschakelen van de apparaten middels de
bedrijfsschakelaar resp. door de ruimtethermo-
staten loopt de toevoerventilator voor de afkoeling
van de verbrandingskamer met warmtewisselaar
een bepaalde tijd na en schakelt dan uit. Deze pro-
cedure kan zich evt. meerdere keren herhalen.
4.2 Opstellingsvoorwaarden
Voor het gebruik van de apparaten moeten in
principe altijd de ARBO-veiligheidsvoor-
schriften, de desbetreffende bouw- en brand-
veiligheidsvoorschriften in acht worden
genomen.
Onder- of bovendruk in de opstellingsruimtes
moet worden vermeden, aangezien dit onver-
mijdelijk tot verbrandingstechnische storingen
leidt.
9