12 Reiniging
Om een goede werking te garanderen, moet het apparaat in de volgende gevallen worden gereinigd:
•
onmiddellijk wanneer de handwieltjes moe-
lijker dan normaal verdraaid kunnen worden
•
vóór een reagenswissel
•
vóór langdurige opslag
•
voordat het apparaat gedemonteerd wordt
de glazen cilinders, ventielen, uitschuifbare zuigbuis en titreercanule zijn gevuld met re-
agens! De veiligheidsbepalingen opvolgen (zie Veiligheidsbepalingen, pag. 574)!
12.1 Standaardreiniging
a.
b.
c.
997469
•
regelmatig bij gebruik van kristalliserende
oplossingen
•
als vloeistof zich in de schroefdop van de ti-
treercanule heeft verzameld
WAARSCHUWING
a.
Het ventiel op "Terugdoseren" zetten en het apparaat
door het verdraaien van de handwieltjes helemaal leeg
laten lopen.
b.
Het apparaat op een fles met gedeïoniseerd water
schroeven en het apparaat voor het spoelen meerdere
malen volledig vullen en leeg laten lopen.
c.
Het ventiel op "Titreren" zetten, de schroefdop van de
titreercanule losdraaien, een geschikt opvangreservoir
onder de titreercanule houden en het apparaat voor het
spoelen meerdere malen volledig vullen en leeg laten
lopen.
d.
Bij afzettingen in de doseercilinder deze procedure met
behulp van een geschikt reinigingsmiddel herhalen en
aansluitend opnieuw met gedeïoniseerd water spoelen.
12 Reiniging
599
Gebruiksaanwijzing