Inhoudsopgave
Advertenties
3.
INSTALLATIE
De veiligheid van elk systeem waarin het apparaat is geïntegreerd, valt onder de verantwoordelijkheid van de systeemmonteur.
Een correcte en zorgvuldige inbedrijfstelling van het apparaat is een fundamentele voorwaarde om de goede werking en het behoud ervan in de loop
van de tijd te garanderen. Deze voorzorgsmaatregel beschermt ook tegen mogelijke schade en voorkomt dat mensen en eigendommen in een
potentieel gevaarlijke situatie terechtkomen.
Volg daarom zorgvuldig de aanwijzingen in de rest van dit hoofdstuk.
De klantenservice (zie bijlage) is beschikbaar voor eventuele vragen of verdere informatie.
Het product wordt pas op de markt gebracht nadat het alle vereiste controles heeft doorstaan.
Voor het in gebruik nemen is geen verdere afstelling nodig.
3.1. OMGEVINGSOMSTANDIGHEDEN
De apparatuur moet worden geïnstalleerd in omgevingen met de volgende omstandigheden:
• omgevingstemperatuur: van 5°C tot 40°C;
• maximale relatieve vochtigheid: 80% niet-condenserend;
• atmosferische druk van 700 tot 1060 hPa;
• maximumhoogte ≤ 2000 m AMSL;
• luchtdruk bij de inlaat van de apparatuur tussen 5-6 Bar;
• De elektrische installatie van de installatieruimte waar de apparatuur geplaatst wordt, moet overeenstemmen met de normen IEC
60364-7-710 (Normen betreffende de elektrische installaties van medisch gebruikte ruimten).
• Intensiteit omgevingslicht: > 500 LUX.
VOORBEREIDING VAN DE PLAATS VAN INSTALLATIE:
De voorzieningen voor de aansluitingen op de elektrische en pneumatische systemen moeten vóór de installatie van het apparaat door de klant worden
getroffen.
3.2. ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE INSTALLATIE
Om een goede werking van het apparaat te garanderen en/of gevaarlijke situaties te vermijden, dient u de volgende aanwijzingen in acht te nemen:
• Installeer het apparaat op een perfect horizontaal en plat oppervlak;
• Zorg ervoor dat het draagvlak sterk genoeg is om het gewicht van het apparaat te dragen en dat het voldoet aan de minimale totale afmetingen (zie
paragraaf AFMETINGEN);
• Voorzie in voldoende ventilatieruimte rondom het apparaat, vooral aan de achterzijde;
• Installeer het apparaat niet te dicht bij reservoirs, gootstenen of soortgelijke plaatsen, zodat contact met water of vloeistoffen wordt vermeden. Dit zou
kunnen leiden tot kortsluiting en/of potentieel gevaarlijke situaties voor de gebruiker;
• Installeer het apparaat niet in ruimten met een te hoge luchtvochtigheid of slechte ventilatie;
• Installeer het apparaat niet in omgevingen met ontvlambare en/of explosieve gassen of dampen;
• De elektrische installatie waarop het apparaat is aangesloten, moet voldoende gedimensioneerd zijn in overeenstemming met de elektrische
eigenschappen van het apparaat. De gegevens van het identificatieplaatje bevinden zich in de tabel TECHNISCHE GEGEVENS en aan de
achterzijde van het product;
• Installeer het apparaat zo dat het elektriciteitssnoer niet gebogen of gekneld wordt: het moet vrij naar het stopcontact kunnen lopen;
• Installeer het apparaat zo, dat de persluchtaansluitleiding niet gebogen of afgekneld wordt.
• Plaats het apparaat niet zo, dat het moeilijk is om de aan/uit-schakelaar te bedienen (zie paragraaf AFMETINGEN).
3.3. ELEKTRISCHE VERBINDINGEN
De gegevens staan op het identificatieplaatje aan de achterzijde van het apparaat.
Het product moet volgens de geldende wet- en/of regelgeving worden aangesloten op een stopcontact met voldoende capaciteit voor de absorptie van
het apparaat en voorzien zijn van een aarding.
De Fabrikant is niet aansprakelijk voor schade die wordt veroorzaakt door de installatie van het apparaat op ongeschikte en/of
ongeaarde elektrische installaties.
Sluit het elektriciteitssnoer altijd rechtstreeks op het stopcontact aan.
Gebruik geen verlengsnoeren, adapters of andere hulpstukken.
Thalya Plus
NL
9
Advertenties
Inhoudsopgave
