Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Voorschriften En Bepalingen; Plaats Van Montage; Montage Van Het Toestel; Wandbevestiging - Stiebel Eltron ETS 200 electronic Gebruiks- En Montage-Aanwijzing

Warmteaccumulator
Verberg thumbnails Zie ook voor ETS 200 electronic:
Inhoudsopgave

Advertenties

Beschikbare talen
  • NL

Beschikbare talen

  • DUTCH, pagina 32
Door de fabriek is deze op een AC-
stuursignaal (wisselspanningssignaal aan de
klemmen „A1+A2") met 80 % ED ingesteld.
Door het omsteken van de geleiderbrug X16
kunnen andere ED-signalen (68/72, 37/40 %)
worden gekozen. Dit is noodzakelijk, als het
toestel in een reeds aanwezige installatie
wordt geïntegreerd, die het opladen met één
van de genoemde ED-signalen aanstuurt.
Aansluiting op DC-stuursignaal (X3)
Is in de installatie een oplaadregelsysteem
met DC-stuursignaal (gelijkspanning 0,91 V -
1,43 V) geïnstalleerd, dan moet het
stuursignaal op de door de fabriek afgedekte
stuurklemmen „DC + (plus-pool) en DC -
(min-pool)" worden geklemd (let op de
polariteit!).
Aan de klemmen „DC + en DC -"
mag niet het 230 V AC-stuursignaal
worden aangesloten. Het oplaadregelsysteem
zou anders defect raken.
Bedrijfs- en storingsindicatie (V4) aan
het elektronische oplaadregelsysteem
LED brandt „groen" ⇒ geen storing
het oplaadregelsysteem werkt correct
LED brandt „rood" ⇒ storing
a) Keuzeknop voor opladen (R1) en/of
kernvoeler (B1) defect of niet
aangesloten
b) Geleiderbrug X17 voor het reduceren
van de laadgraad ontbreekt.
Er vindt geen oplading plaats.
LED brandt „oranje" ⇒ storing
(alleen bij ingebouwde ontladingsregelaar)
a) interne ontladingsregelaar (A2) defect.
b) ruimtethermostaat (B2) defect of niet
aangesloten.
Er vindt geen ontlading plaats.
c) Keuzeknop voor ontlading (R2) defect
of niet aangesloten.
De ruimtetemperatuur wordt tot ca. 22 °C
geregeld.
2.3 Voorschriften en
bepalingen
Let op de in de verpakking van het toestel
bijgesloten onderdelen en accessoires!
De bouw- en garantieverordening van het
betreffende land moet in acht worden
genomen.
De plaats van opstelling moet een
voldoende draagvermogen bezitten.
In geval van twijfel moet een bouwkundige
in de arm worden genomen (voor gewich-
ten van de warmteaccumulator zie „Tech-
nische gegevens").
De minimale afstanden tot aangrenzende
objecten moeten worden aangehouden
Alle elektrische aansluit- en installatie-
werkzaamheden moeten conform de VDE-
bepalingen (0100), de voorschriften van de
betreffende nutsbedrijven alsmede de des-
betreffende nationale en regionale
voorschriften worden uitgevoerd.
Het toestel moet via een extra inrichting
met een minimale afstand van minstens
3 mm alpolig van het net kunnen worden
36
gescheiden. Hiertoe kunnen beveiligingen,
zekeringen en dergelijke worden
geïnstalleerd.
Een verhoging achteraf van het aansluit-
vermogen moet opnieuw door het betref-
fende nutsbedrijf worden goedgekeurd.
Wordt een dergelijke verhoging niet aan
het nutsbedrijf gemeld, dan betekent dit
contractbreuk t.a.v. de stroomleverings-
overeenkomst.
De bedrijfsmiddelen moeten aan de hand
van het nominaal opgenomen vermogen
van de toestellen worden berekend.
Het kenplaatje moet in acht worden
genomen! De aangegeven spanning moet
met de netspanning overeenkomen.
Om aan de VDE-eis ten aanzien van de
stabiliteit te voldoen, moet het toestel
worden vastgezet.

2.4 Plaats van montage

Het toestel mag niet
– in ruimten worden gebruikt, die als
gevolg van chemicaliën, stof, gassen of
dampen vuur- of explosiegevaarlijk zijn;
– in de onmiddellijke nabijheid van lei-
dingen of reservoirs gebruikt worden,
die brandbare of explosiegevaarlijke
stoffen voeren of bevatten;
– gebruikt worden, als de minimale
afstanden tot aangrenzende objecten niet
in acht worden genomen.
In werkplaatsen of andere ruimten, waarin
uitlaatgassen, olie- en benzinedamp enz.
voorkomen of waarin met oplosmiddelen
en chemicaliën wordt gewerkt, kan vrij lang
aanhoudende stankoverlast en eventueel
verontreiniging optreden.
Opstelwand
Er moet gecontroleerd worden, of er een
voldoende draagkrachtige bevestigingswand
voor het bevestigen van het toestel aanwezig is.
Is er geen geschikte bevestigingswand
aanwezig, dan moet het toestel op de vloer
worden bevestigd (direct aan de vloer
vastbouten of met behulp van een Vario-
console [speciale accessoire]).
Vloer
Het montagevlak voor het toestel moet vlak
en voldoende draagkrachtig zijn, zodat het
toestel niet scheluw trekt.
Er moet een temperatuur-
bestendigheid van de bevestigings-
wand van minstens 85 °C alsmede van de
vloer van minstens 80 °C gegarandeerd zijn.
B.

2.5 Montage van het toestel

Om aan de eisen van het energiebedrijf ten
aanzien van de stabiliteit te voldoen, moet de
warmteaccumulator door een wand- of
H

vloerbevestiging

worden.
De noodzakelijke bouten en pluggen voor
het bevestigen van het toestel behoren niet
tot de leveringsomvang. Deze moeten door
tegen losraken beveiligd
de installateur aan de hand van het materiaal
van de wand gekozen en geleverd worden.

Wandbevestiging

In de achterwand van het toestel is ter plaatse
van de schakelruimte een gat aangebracht,
waardoor ter bevestiging aan een voldoende
draagkrachtige wand een geschikte bout kan
worden gestoken (voor afmetingen zie
„Technische gegevens", pagina 34).
Alvorens het toestel te bevestigen moet er
op gelet worden, dat de toelaatbare minimale
afstanden tot aangrenzende objecten worden
aangehouden.
Vloerbevestiging
De bevestiging aan de vloer geschiedt door
de bodem van het toestel via de 4 gaten
Ø 9 mm met de vloer te verbinden.
Deze bevestiging is alleen bij afgenomen
luchtuit- en luchtinlaatroosters en
verwijderde luchtgleidings kit mogelijk.

2.5.1 Opstelling van het toestel

C - H
Luchtuitlaatrooster (5) losschroeven en
incl. luchtinlaatrooster (6) afnemen;
Voorwand (4) alsmede de daarachter
liggende tussenwand (8) telkens aan de
onderste rand losschroeven, naar voren
zwenken en aan de bovenste rand door
enigszins op te tillen uithangen;
Afdekplaat (10) en al het karton uit de
binnenruimte verwijderen. Deze moet
volledig vrij van vreemde voorwerpen
zoals verpakking enz. zijn;
Rechter zijwand (3) licht optillen en
afnemen;
Netaansluitleidingen alsmede
aansluitleidingen voor oplaad- en
ontlaadregelsysteem door de opening in
de achterwand van het toestel (15) in het
toestel voeren en met inachtneming van
punt 2.5.2 aansluiten (aansluitleiding ca.
260 mm afzetten en naar behoefte
inkorten, zo dat de luchtsleuf aan de
zijwand van het toestel vrij blijft);
Toestel op de plaats van opstelling
neerzetten en aan de bevestigingswand
(bij noodzakelijke vloerbevestiging aan de
vloer) vastbouten.
Warmte-isolatie in het toestel op
transportschade controleren,
eventueel vervangen.
Accumulatorelementen inzetten
De accumulatorelementen worden separaat
verpakt geleverd.
Accumulatorelementen met lichte transport-
schade kunnen toch gebruikt worden. De
functie van het toestel wordt daardoor niet
nadelig beïnvloed.
Voor het inzetten van de accumulator-
elementen (9) moeten de verwarmings-
elementen (E5) iets worden opgetild. Het
eerste accumulatorelement met de kom van
het verwarmingselement naar boven op
enige afstand van de rechter warmte-isolatie
onder het verwarmingselement leggen en
tegen de rechter en de achterste warmte-
I - J

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave