5.3 Overige maatregelen voor apparaten in een omgeving waar ontploffingsgevaar heerst
• de voordruk van het beschermgas instellen (dit moet vóór de drukregelaar 0,2 ... 0,4 MPa
zijn);
• de drukregelaar van de Ex px-beveiligingsinrichting op minstens 0,2 MPa instellen.
Bij meting van brandbare gassen met beschermingsklasse Ex px "met compensatie van
lekkageverlies" dient u ervoor te zorgen dat de op de analysator aanliggende meetgasdruk
niet meer dan 164 hPa (164 mbar) boven de omgevingsdruk en altijd meer dan minimaal
50 Pa (aanbevolen 5 hPa) onder de beschermgasdruk ligt.
Wanneer niet uitvalzeker aan deze voorwaarden kan worden voldaan, dient u als aanvullende
beveiliging een drukverschilbewaking tussen meetgas en beschermgas (spoelgas) te
voorzien.
Wanneer de hierboven beschreven maatregelen uitgevoerd zijn, mag u het apparaat in
bedrijf stellen door middel van
1. openen van het beschermgastraject en
2. inschakelen van de netspanning
5.3.2
Drukcorrector
In de ULTRAMAT 6F bevindt zich een interne druksensor voor het corrigeren van de
luchtdrukinvloeden. Deze is via een pijpverbinding met de omgevingslucht verbonden. Om te
voorkomen dat explosiegevaarlijke atmosferen de druksensor binnendringen, dient deze
verbinding met een slang verbonden te worden, welke niet uitloopt in het explosiegevaarlijke
gebied.
Een hogere meetgasdruk dan 1500 hPa kan alleen door een externe druksensor geregistreerd
worden. Het signaal hiervan moet intrinsiek beveiligd in de analysator gevoerd worden. De
onderdelen die in contact komen met meetgas moeten voldoen aan de meetvereisten. De
aansluiting en de parameterisering van een externe druksensor worden beschreven in de
betreffende gebruikershandleiding.
In de OXYMAT 6F kan de invloed van de meetgasdruk binnen een bereik van 2000 hPa met
een interne druksensor gecorrigeerd worden. Een hogere druk, tot ongeveer 3000 hPa, kan
alleen met een externe, absolute druksensor gemeten worden.
De CALOMAT 6F/CALOMAT 62F is wegens zijn meetproces (warmtegeleiding) grotendeels
onafhankelijk van ingangsdrukinvloeden. Indien gewenst is het desondanks mogelijk de
drukinvloed via een externe druksensor te compenseren. Een externe druksensor is ook
vereist, wanneer de ingangsdruk boven de 1100 hPa absoluut ligt.
Opmerking
Gebruik van externe druksensoren
Bij gebruik van een externe druksensor moet de interne druksensor worden afgesloten, als deze
geen aansluiting op de niet-explosiegevaarlijke ruimte heeft.
Beknopte bedrijfshandleiding in overeenstemming met EN 61010-1 en EN 60079-0
Beknopte bedieningshandleiding, 04/2024, A5E45779389006-AB
Inbedrijfstelling
55