9.10 ACTIVERING INTEGRATIEWEERSTANDEN EN KETEL IN AANEENGESCHAKELDE WERKING EN ALS
VERVANGING VAN DE COMPRESSOR VAN DE WARMTEPOMP
De hulpelementen die gebruikt kunnen worden voor de aaneengeschakelde of vervangende werking zijn:
- ketel
- integra�eweerstand systeem
- integra�eweerstand sanitair
De bedrijfsmodi voor verwarming en/of sanitair in aanmerking genomen, zijn er 4 werkingsgebieden:
In het geval dat de waarden van de parameters r22, r28, r08 moeten worden veranderd, respecteer r22
r28 r08.
Met r22=r28 is het mogelijk de zone te verwijderen met betrekking tot de aaneengeschakelde werking
periode I; met r28=r08 is het mogelijk de zone te verwijderen met betrekking tot de aaneengeschakelde
werking periode II; met r22=r28=r08 is het mogelijk beide periodes met betrekking tot de
aaneengeschakelde werking te verwijderen.
Aangeraden wordt om niet te waarde r08 te wijzigen, omdat het de werking van de unit in gevaar kan brengen
9.10.1 WERKING IN WARMTEPOMP
Normale werking van de warmtepomp waarbij de integra�eweerstanden en/of de ketel alleen ingrijpen
wanneer de warmtepomp in alarm gaat.
9.10.2 AANEENGESCHAKELDE WERKING (Ie PERIODE)
Als de buitentemperatuur tussen r22 en r28 ligt, is de werking van de compressor in synergie met de
hulpverwarmingselementen in wintermodus of sanitaire modus.
In deze werkingsperiode wordt eerst de warmtepomp geac�veerd en na r12 minuten worden de
hulpverwarmingselementen aan systeemzijde geac�veerd of na r16 minuten worden de
hulpverwarmingselementen aan sanitairzijde geac�veerd.
De prioriteiten van interven�e worden gedefinieerd door de parameters r14, r20, r23, r24.
De werking wordt weer normaal als de buitentemperatuur hoger is dan r22+1,0 (°C).
OPMERKING: In de aaneengeschakelde werkingsperiode wordt de ketel thermogeregeld door de externe
systeemwatersensor (indien ac�ef); met name, als de gemeten temperatuur door de externe sensor
lager is dan het setpoint Hea, dan wordt de ketel geac�veerd, om vervolgens uit te schakelen wanneer de
gemeten temperatuur door de externe sensor hoger is dan het setpoint Hea. De warmtepomp volgt de
ac�veringslogica beschreven in de paragraaf 9.5.
Als de externe sensor systeemwater niet ac�ef is, dan wordt de ketel beheerd door de aanvoersensor
van de warmtepomp.
9.10.3 AANEENGESCHAKELDE WERKING (IIe PERIODE)
Als de buitentemperatuur tussen r28 en r08 ligt, dan is de werking van de compressor in synergie met de
hulpverwarmingselementen.
In deze werkingsperiode wordt eerst de ketel geac�veerd en vervolgens de warmtepomp en na enige �jd bepaald
door r12 (minuten) voor systeemzijde en r16 (minuten) voor sanitairzijde de hulpverwarmingselementen
De prioriteiten van interven�e worden gedefinieerd door de parameters r14, r20, r23, r24.
De werking wordt weer normaal als de temperatuur boven r28+1,0 (°C) s�jgt.
T
.[°C]
est
T
. [°C]
Pompa di calore
Warmtepomp
est
r22=7
0
Pompa di calore + [ Caldaia e/o Resistenza]
Warmtepomp + [ Ketel en/of Weerstand]
FUNZIONAMENTO CONGIUNTO I FASCIA
AANEENGESCHAKELDE WERKING Ie PERIODE
r28=-7
Ketel + [ Warmtepomp en/of Weerstand]
Caldaia + [ Pompa di calore e/o Resistenza]
AANEENGESCHAKELDE WERKING IIe PERIODE
FUNZIONAMENTO CONGIUNTO II FASCIA
r08=-20
Caldaia e/o Resistenza
Ketel en/of Weerstand
VERVANGENDE WERKING
FUNZIONAMENTO IN SOSTITUZIONE
23