Inhoudsopgave
Advertenties
7.12 Legionellenfunctie
Is volgens het Tijdprogramma legionel de desinfectie
vrijgegeven en de ingestelde legionellenwaarde aan de
voeler TSU op die dag nog niet bereikt, dan wordt de
legionellenpomp PLE in- en de brandervergrendeling
uitgeschakeld.
De Multifunct. uitgang moet hiervoor ofwel op 1,2,3
of op 4 gezet worden. Wanneer de ingestelde legionellen-
waarde bereikt kan worden, moet de warmtegenerator de
vereiste temperatuur ter beschikking stellen.
Wordt de ingestelde legionellenwaarde aan de voeler TSU
en TSO bereikt of is de desinfectie volgens het tijd-
programma niet meer vrijgegeven, dan schakelt de
legionellenpomp uit en de brandervergrendeling in. Met
behulp van het tijdprogramma kan deze functie aan de
warmwaterbehoefte aangepast worden.
7.13 Warmwaterfunctie
Is volgens het Tijdprogramma WW de WW-oplading
vrijgegeven en de ingestelde boilertemperatuur aan de
voeler TSO en TSU met 5K onderschreden, dan wordt de
brandervergrendeling uitgeschakeld.
Wordt de ingestelde boilertemperatuur aan de voeler TSO
of TSU bereikt of is de WW-oplading volgens het
tijdprogramma niet meer vrijgegeven, dan wordt de
brandervergrendeling ingeschakeld.
De brandervergrendeling wordt via het MFA-contact
geactiveerd. De Multifunct. uitgang moet hiervoor op
1,2,7 of 8 gezet zijn.
Variante: 1...11, 17...19, 21...27, 32...38, 43...45,
50...59
7.14 Warmwatercirculatie
Functie met voeler
Is volgens het Tijdprogramma circul. de functie
vrijgegeven en de Circul. temp. instelwaarde aan de voeler
TZW met het schakeldifferentieel Circul. diff. aan
onderschreden, dan wordt de circulatiepomp PZW
ingeschakeld.
Wordt de ingestelde circulatiewaarde aan de voeler TZW
bereikt of is deze functie volgens het tijdprogramma niet
meer vrijgegeven, dan wordt de pomp uitgeschakeld.
Indien er geen voeler TZW is aangesloten, dan wordt de
circulatie enkel na het tijdprogramma uitgevoerd.
Variante : 1, 2, 4, 6, 9, 17...19, 21, 52
Functie zonder voeler
Indien er geen voeler TZW kan aangesloten worden, dan
wordt de circulatie enkel na het tijdprogramma uitgevoerd.
7.15 Laadfunctie warmwaterboiler via platenwarmtewisselaar
Overstijgt de collectortemperatuur (TKO) met het Boiler
diff. aan de ingestelde boilertemperatuur, dan wordt
een solaire oplading gestart. De PWT pomp loopt met het
kleinste toerental (30%), tot aan de voeler TWT de
ingestelde boilertemperatuur bereikt wordt. De regelaar
tracht de ingestelde boilertemperatuur te behouden.
De legionellenwaarde is fabriekszijdig op 0°C ingesteld,
d.w.z. dat de functie gedeactiveerd is.
De legionellenpomp Pomp legionel (PLE) wordt via
uitgang 4 / N vrijgegeven.
Wordt aan de MFA-uitgang de instelling 3 resp. 4 gekozen,
dan kan via de uitgang van de warmtegenerator op een
speciaal niveau overgegaan worden en zo de
legionellenfunctie bereikt worden.
Variante: 1, 2, 4...7, 9, 17...19, 21, 52...56
Indien aan uitgang 3 / N een laadpomp (PWL)
aangesloten is, dan kan in functie van het tijdprogramma
en de Boiler temp. instelwaarde een zelfstandige
WW-nalading gerealiseerd worden. Het schakelverschil is
vast ingesteld op 5K.
Voorwaarde voor WW-nalading :
De mediumtemperatuur voor de WW-nalading moet
minstens 10K boven de Boiler temp. instelwaarde
liggen.
Variante: 1, 2, 3, 7, 32...34, 43...45, 50, 51, 53...59
Voorbeeld:
Circul. temp. instelwaarde
Circul. diff. aan
Pomp Aan
Circul. temp. act. waarde (TZW) ≤ 25°C (30°C – 5 K)
Pomp Uit
Circul. temp. act. waarde (TZW) ≥ 30°C
Opmerking De pomplooptijd liefst zo kort mogelijk kiezen.
Wanneer de ingestelde boilertemperatuur (TSU) bereikt is,
dan wordt vanaf de Boiler temp. maximum verder geladen.
Is het temperatuurverschil tussen TKO en TSU kleiner als
het Boiler diff. aan, dan schakelt de pomp af.
Variante: 3, 8, 11
7
:
30°C
:
5 K
71
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
