●
Bel indien nodig het nummer van een hulpdienst of een speciaal
niet-alarmnummer voor verdere hulp. Als u een gestrand voertuig ziet
dat geen direct gevaar oplevert, een kapot verkeersteken, een klein
verkeersongeval waarbij niemand gewond lijkt of een auto waarvan u
weet dat die is gestolen, belt u een nummer van een hulpdienst of een
ander, speciaal niet-alarmnummer.
Het mobiele toestel goed onderhouden en gebruiken
Houd het toestel droog
●
Vocht en allerlei soorten vloeistoffen kunnen onderdelen van het
toestel of elektronische circuits beschadigen.
●
Als het toestel nat is, verwijdert u de batterij zonder het toestel aan
te zetten. Droog het toestel met een doek en breng het naar een
servicecenter.
●
Door de vloeistof verandert de kleur van het label dat de waterschade
in het toestel aangeeft. Waterschade aan het toestel kan de garantie
van de fabrikant laten vervallen.
Gebruik of bewaar het toestel niet in stoffige of vuile
omgevingen
Door stof kan het toestel beschadigd raken.
Leg het toestel niet op hellende vlakken
Als het toestel valt, kan het beschadigd raken.
Bewaar het toestel niet in een te warme of te koude omgeving.
Gebruik het toestel bij een temperatuur tussen -20°C en 50°C
●
Het toestel kan ontploffen als u het achterlaat in een gesloten
voertuig, omdat de temperatuur daarin tot 80°C kan oplopen.
●
Stel het toestel niet gedurende lange tijd aan direct zonlicht bloot
(bijvoorbeeld op het dashboard van een auto).
●
Bewaar de batterij bij een temperatuur tussen 0°C en 40°C.
Bewaar het toestel niet samen met metalen objecten zoals
munten, sleutels en halsbanden
●
Het toestel kan daardoor vervormd of beschadigd worden.
●
Als de contactpunten van de batterij in contact komen met metalen
objecten, kan brand ontstaan.
Veiligheidsvoorschriften
116