●
Sluit het scherm wanneer de camera niet wordt gebruikt.
●
Open het scherm niet verder dan de beschreven hoeken, omdat
het hierdoor kan worden beschadigd.
Ga naar het Menu ( = 33) en stel [Beeldomkeren] in op [Uit]
●
op het tabblad [
1] om de functie voor scherm spiegelen uit te
schakelen.
Opties opnameweergave
Druk op de knop [
] om te schakelen tussen de weergave van het
raster en de horizon.
Dit kan verder worden ingesteld op het tabblad [
infoscherm] ( = 88).
●
Als u in een omgeving met weinig licht opnamen maakt, wordt
met de nachtschermfunctie de helderheid van het scherm
automatisch verhoogd. Zo kunt u de compositie van uw opnamen
gemakkelijker controleren. Mogelijk komen de beeldhelderheid
op het scherm en de helderheid van uw foto's niet overeen.
Vervorming van het beeld op het scherm of schokkerige
bewegingen van het onderwerp hebben geen invloed op
vastgelegde beelden.
Zie "Van Displaymodus wisselen" ( = 96) voor weergaveopties.
●
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1] onder [Opname-
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus
Hybride automatisch
Andere opnamemodi
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Tv-, Av-, M- en C-modi
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
31