46
te schakelen, en er tevens voor kan zorgen dat bepaalde gebruikers geen toegang hebben
tot bepaalde blokken.
4.2.1
Blokken aanmaken
Een nieuw blok kan worden aangemaakt en tegelijkertijd aan een object worden toegewezen:
via het bediendeel in de service mode bij gebruik van de B
S
O
YSTEEM
BJECTEN
"Selectie uit een meervoudige keuzelijst" p. 25,
via het DLOADX programma bij het "Structuur" scherm, "Systeem" tabblad. Na het klikken
op de systeemnaam klikt u op de "Toevoegen" knop, waarna een nieuw blok zal worden
aangemaakt.
4.2.2
Blokken programmeren
U kunt blokken programmeren via:
het bediendeel in de service mode bij gebruik van de functies welke beschikbaar zijn in het
B
submenu (S
LOKKEN
via het DLOADX programma bij het "Structuur" scherm, "Systeem" tabblad. Na het klikken
op de blok naam.
4.2.3
Blok parameters
Getoond tussen haakjes zijn de parameternamen zoals deze in het bediendeel worden
weergegeven.
Gebruiker autorisatie kan gebaseerd zijn op een code, proximity kaart (125 kHz
passieve transponder) of DALLAS iButton. In de beschrijving van de blok parameters
worden alleen het gebruik van codes vermeld, maar de informatie heeft ook betrekking
op de proximity kaarten en DALLAS iButtons.
Blok naam - individuele naam van het blok (tot 16 karakters).
Programmeer handleiding
W
[selecteer object uit de lijst] B
IJZIG OBJECT
S
TRUCTUUR
YSTEEM
LOKKEN
B
),
LOKKEN
SATEL
functie (S
TRUCTUUR
) – zie:
LOKKEN