Figuur 6
1. De driehoekjes worden verlicht als het veiligheidssysteem
zich in de juiste stand bevindt.
Het veiligheidssysteem testen
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Controleer de werking van het veiligheidssysteem
telkens voordat u de machine gebruikt.
Opmerking:
Als het veiligheidssysteem niet werkt
zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct
laten repareren door een erkende servicedealer.
1.
Start de motor; zie
g009472
2.
Zet de rechter rijhendel in de middelste,
onvergrendelde stand.
Opmerking:
motor moeten tot stilstand komen.
3.
Start de motor en zet de parkeerrem vrij.
4.
Zet de rechter rijhendel in de middelste,
onvergrendelde stand.
5.
Hou de rijhendel in de middelste, onvergrendelde
stand, trek de aftakasschakelaar omhoog en
laat de schakelaar los.
Opmerking:
maaimessen/het werktuig moeten ingeschakeld
worden.
6.
Zet de rechter rijhendel in de V
NEUTRAALSTAND
terugspringen.
Opmerking:
tot stilstand komen en de motor moet blijven
draaien.
7.
Duw de aftakasschakelaar in en zet de rechter
rijhendel in de middelste, onvergrendelde stand.
8.
Hou de rijhendel in de middelste, onvergrendelde
stand, trek de aftakasschakelaar omhoog en
laat de schakelaar los.
Opmerking:
maaimessen/het werktuig moeten ingeschakeld
worden.
9.
Duw de aftakasschakelaar omlaag naar de
stand U
IT
Opmerking:
tot stilstand komen.
10.
Bij draaiende motor: trek de aftakasschakelaar
naar boven en laat deze los, zonder de rechter
rijhendel vast te houden in de middelste,
onvergrendelde stand.
Opmerking:
niet ingeschakeld worden.
13
Motor starten (bladz.
De messen/het werktuig en de
De koppeling en de
ERGRENDELDE
of laat deze daarin
De messen/het werktuig moeten
De koppeling en de
.
De messen/het werktuig moeten
De messen/het werktuig mogen
17).