Smart device control interface
3-6. Fabriekstandaardinstelling
Het standaard IP-adres van de Smart device control interface is als volgt.
Standaard IP-adres: 192.168.0.99
Subnet mask: 255.255.255.0
* Wijs hetzelfde IP-adres voor de draadloze router en de Smart device control interface toe aan hetzelfde segment. Of stel de
Smart device control interface in om automatisch een IP-adres te verwerven. De instellingsbestandcreatiesoftware voor de
Smart device control interface is nodig om het IP-adres in te stellen voor de draadloze router. Raadpleeg de plaats van
aankoop voor details.
4
Proefdraaien
Om het proefdraaien van de Smart device control interface uit te voeren, zijn LAN- en TCC-LINK-communicatie-instellingen
benodigd.
[Voor het proefdraaien]
Importeer het instellingsbestand naar de micro SD-kaart
Het instellingsbestand is nodig om de Smart device control interface te gebruiken.
Importeer het instellingsbestand dat u heeft aangemaakt met behulp van de Instellingsbestandscreatiesoftware voor de Smart
device control interface naar de micro SD-kaart van de Smart device control interface.
Vraag onze vertegenwoordiger om het instellingsbestand te creëren en te importeren naar een micro SD-kaart.
Bevestig het proefdraaien van de airconditioner
Rond het bevestigen van het proefdraaien van de airconditioner af en schakel de stroom naar de eenheid in.
[Proefdraaien]
Start de Smart device control interface op
Controleer de verbindingen van de signaallijnen en stroomlijnen naar de Smart device control interface, en schakel dan de
Smart device control interface in. Wanneer u de stroom inschakelt, controleert u of het LED-stroomlampje brandt. Vijf minuten
na het inschakelen van de stroom, bevestig u of de TCC-LINK-LED en de CPU-LED knipperen. Controleer de volgende items
want zij zouden ervoor kunnen zorgen dat deze LED's niet knipperen.
Oorzaak
Smart device control interface is niet ingeschakeld.
Binnen- en buitenunits zijn niet ingeschakeld.
De binnen- en buitenunit worden geïnitialiseerd.
TCC-LINK kabels zijn onjuist verbonden.
Zorg ervoor dat de Smart device control interface is
ingeschakeld.
Controleer of de binnen- en buitenunits zijn ingeschakeld.
Controleer of de binnen- en buitenunits zijn ingeschakeld.
Controleer of ze ten minste 10 minuten zijn ingeschakeld.
Verbind de kabels op de juiste wijze.
Installatiehandleiding
Actie
13
-NL