5.15
Elektriciteitsaansluitingen
Aantekeningen over de veiligheid voor de elektriciteitsaansluitingen
De elektriciteitsaansluitingen moeten worden uitgevoerd als er geen elektrische voeding is.
De elektriciteitsaansluitingen moeten uitgevoerd worden volgens de normen die van kracht zijn in het land van
bestemming, door gekwalificeerd personeel. Raadpleeg de elektrische schema's.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor wijzigingen of aansluitingen die verschillen van die-
GEVAAR
gene die aangeduid worden op de elektrische schema's.
Controleer of de stroomtoevoer van de brander overeenkomt met de stroom die op het identificatieplaatje en in
deze handleiding aangeduid wordt.
De brander is gehomologeerd voor intermitterende werking (FS1). Dit betekent dat ze 'volgens voorschrift' tenmin-
ste 1 keer in 24 uren tot stilstand moeten komen zodat de controledoos zijn eigen efficiëntie bij de start kan contro-
leren. Gewoonlijk wordt het stilleggen van de brander verzekerd door de thermostaat/drukschakelaar van de ketel.
Mocht dit niet het geval zijn, dan moet er in serieschakeling met TL een uurschakelaar aangebracht worden die er
voor zorgt dat de brander minstens eenmaal in 24 uren tot stilstand komt. Raadpleeg de elektriciteitsschema's.
De brander werd in de fabriek geijkt voor de werking FS1 (1 stillegging elke 24 uren); de ijking kan omgevormd
worden voor de werking FS2 (continu - 1 stillegging elke 72 uren), door de parameters te wijzigen via het menu
van de Display AZL.
De elektrische veiligheid van het toestel wordt enkel bereikt wanneer de brander zelf correct aangesloten is op
een doeltreffende aardinstallatie, die uitgevoerd werd volgens de van kracht zijnde normen. Deze fundamentele
veiligheidsvereiste moet noodzakelijk gecontroleerd worden. In geval van twijfels moet bevoegd personeel gecon-
tacteerd worden dat een zorgvuldige controle van de elektrische installatie moet uitvoeren. Gebruik de gasleidin-
gen niet als aarding van elektrische toestellen.
De elektrische installatie moet geschikt zijn voor het maximumvermogen dat geabsorbeerd wordt door het toestel,
dat aangeduid wordt op het plaatje en in de handleiding, door te controleren of vooral de doorsnede van de kabels
geschikt is voor het vermogen dat geabsorbeerd wordt door het toestel.
Voor de stroomtoevoer van het toestel vanaf het elektriciteitsnet:
- gebruik geen adapters, meervoudige stopcontacten, verlengsnoeren;
- voorzie een meerpolige schakelaar met een opening van minstens 3 mm tussen de contacten (categorie over-
spanning III) zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde veiligheidsnormen.
Raak het toestel niet aan met natte of vochtige lichaamsdelen en/of indien u op blote voeten loopt.
Trek niet aan de elektriciteitskabels.
5.15.1 Aantekeningen i.v.m. de klemmen
Op het schakelbord bevinden zich twee soorten klemmen met
"veer"systeem. Deze klemmen worden geopend door middel van
een geschikt gereedschap, met een schroevendraaier van de
juiste maat. Het eerste type klem"A" (op de brander grootte
"2000") is bedoeld voor de aansluiting van de driefaseleiding en
gebruikt een openingssysteem met rotatie. Het tweede type "B"
gebruikt een openingssysteem met druk.
Klem type "A" openen (Afb. 30)
Breng de geschikte schroevendraaier helemaal aan in de
daarvoor bedoelde opening, roteer linksom en oefen druk uit
naar de bodem (u kunt de klem openhouden door op de
oranje knop te drukken).
Breng de kabel in die u eerder heeft gestript, roteer de
schroevendraaier een beetje en trek hem uit.
Controleer of de kabel correct vastzit Afb. 30.
Installatie
20114254
Afb. 30
27
NL
Klem type "B" openen (Afb. 31)
Breng de geschikte schroevendraaier aan in de daarvoor
bedoelde opening en druk naar de bodem tot de boring voor
het inbrengen van de kabel helemaal open is.
Breng de kabel in die u eerder heeft gestript en trek de
schroevendraaier uit. Controleer of de kabel correct vastzit
Afb. 31.
20114253
Afb. 31
20099673