7
Functietoetsen en display
UP
DOWN
PROG
• Druk op de toetsen UP
• Gebruik de toetsen + en - om de waarde van de parameter te wijzigen. De waarde begint te knipperen.
• Houd de toets + of de toets - ingedrukt zodat de waarde snel overlopen worden, en de wijziging sneller kan uitgevoerd
worden.
• Om de ingestelde waarde te bewaren, moet enkele seconden gewacht worden of moet een andere parameter bereikt
worden met de toetsen UP
opgeslagen.
• De waarden kunnen enkel gewijzigd worden wanneer de motor niet draait. De raadpleging van de parameters is
altijd mogelijk.
8
Inschakeling en inbedrijfsstelling
Schakel de stroomtoevoer naar de regeleenheid in.
Geïnstalleerde versie: P2.35.
Onmiddellijk daarna:
• Voor een besturingseenheid gemonteerd op een automatisering (of geleverd met een automatisering): het display
toont de besturings- en veiligheidsstatusmodus (hoofdstuk 9)
• Voor een besturingseenheid aangekocht als reserveonderdeel: het display toont "
programmering van de slag (hoofdstuk 10).
In beide gevallen is het uitvoeren van de slagprogrammering verplicht om in de besturing op te slaan:
• de parameters die nodig zijn voor de motorbesturing
• de slaglengte
LET OP!
Het niet uitvoeren van de slagprogrammering kan leiden tot ernstige storingen.
9
Bedrijfsmodus display
9.1
Modus van weergave parameters
WAARDE
PARAMETER
PARAMETER
Voor de gedetailleerde beschrijving van de parameters wordt verwezen naar hoofdstuk 12.
200
TEST
en/of DOWN
om de te wijzigen parameter weer te geven.
of DOWN
. De display knippert snel, wat aanduidt dat de nieuwe instelling wordt
TOETS
BESCHRIJVING
UP
Volgende parameter
DOWN
Vorige parameter
+
Toename met 1 van de waarde van de parameter
-
Afname met 1 van de waarde van de parameter
PROG
Lering van de slag
TEST
Activering van de TEST modus
" en vraagt de initiële