•
Als het koelmiddelpeil te laag wordt, kan dit de efficiëntie van het airconditioningsysteem beïnvloeden.
•
Als het koelmiddelpeil extreem laag wordt, kan de lagedrukschakelaar het systeem uitschakelen.
•
U kunt het koelmiddelpeil controleren via het geïntegreerde kijkglaasje in het reservoir. Laat het systeem
na het vullen 5 minuten lopen om het systeem te ontluchten. Controleer het peil hierna opnieuw en vul bij
indien nodig. Een enkele luchtbel is acceptabel.
Belangrijk:
Mors geen compressorvloeistof op het oppervlak van het voertuig. Dit kan leiden tot
verkleuring van de lak en achteruitgang van onderdelen van acrylmateriaal of ABS-kunststof.
•
Breng bij het aansluiten van de slangen op het airconditioningsysteem wat olie aan op de afdichtringen.
•
Na het verwijderen van de slangen van het airconditioningsysteem moet u altijd de O-ringen vervangen door
nieuwe exemplaren die geschikt zijn voor koelmiddel 134A.
•
Gebruik bij het vast- en losdraaien van de fittingen altijd 2 momentsleutels om te voorkomen dat de buizen
worden verbogen.
De koelmiddeldruk
controleren
Tijdens het gebruik van het airconditioningsysteem
verschilt de bedrijfsdruk aan de zuigkant en de
drukkant van de compressor.
Dit drukverschil wordt beïnvloed door de snelheid
van de compressor, de binnentemperatuur van het
Koelmiddeldruk in het systeem
Buitentemperatuur
20 °C
25 °C
30 °C
Problemen met de
drukwaarden verhelpen
Tijdens de compressietest kunt u waarden meten
die afwijken van de waarden in de tabel. Probeer
de oorzaak te achterhalen om te bepalen of een
onderdeel gerepareerd of vervangen moet worden.
Hieronder volgt een lijst met drukafwijkingen en
enkele mogelijke oorzaken.
•
Druk bij hogedrukmanometer te hoog
– Te weinig lucht in condenser.
– Te veel koelmiddel
– De droger/filter zit verstopt.
•
Druk bij hogedrukmanometer is te laag
– Te weinig koelmiddel (controleer bij het
kijkglaasje).
– Compressorsnelheid te laag (controleer
aandrijfriem op slippen/spanning).
– Er is een storing bij de compressor.
•
Druk bij lagedrukmanometer te hoog
voertuig, de buitenluchttemperatuur en de relatieve
luchtvochtigheid.
Als de druk verschilt van de waarden in de
onderstaande tabel, kan dit duiden op een storing in
het systeem.
Om de druk te controleren, stelt u de
compressorsnelheid in op 2000 tpm met een
luchttemperatuur tussen 20 en 40 °C. Stel de blazer
in op stand 3 (hoogste snelheidsinstelling).
Lagedrukkant
1,7 tot 2,1 bar
1,8 tot 2,2 bar
1,9 tot 2,3 bar
•
Belangrijk:
terechtkomen. Voordat het koelmiddelcircuit
wordt geopend of onderdelen ervan worden
losgekoppeld, moet het koelmiddel worden
geleegd in een speciaal recyclevat dat op de juiste
wijze moet worden afgevoerd.
13
Hogedrukkant
10 tot 14 bar
12 tot 16 bar
14 tot 18 bar
– Onjuist expansieventiel.
– Compressorsnelheid te laag (controleer
aandrijfriem op slippen/spanning).
– Er is een storing bij de compressor.
Druk bij lagedrukmanometer te laag
– Verstopping in de zuig- of drukslangen.
– Onjuist expansieventiel.
– Te weinig koelmiddel (controleer de
bezinkselkolf).
– Te weinig lucht in condenser.
Laat een gekwalificeerd persoon alle drukwaarden
die afwijken van de waarden in de tabel
onderzoeken en herstellen.
Laat koelmiddel nooit in het milieu