Zoals u in dit voorbeeld kunt zien, wordt boven in het scherm
een beschrijving weergegeven van de huidige instelling voor
de knop die zojuist is ingedrukt. Daaronder worden de
pictogrammen voor de huidige flitser en opnamemodus en
de instellingen timer/burst weergegeven. Daarnaast wordt
het pictogram voor de geselecteerde knop gemarkeerd
weergegeven. In het onderste gedeelte van het scherm wordt
aangegeven of in de camera een geheugenkaart is geplaatst
(met het pictogram SD), verschijnt de voedingsindicator (zoals
de indicator voor de batterijstatus; zie
Voedingsindicators
op
pagina 150), het aantal resterende foto's en de instelling voor
de
Fotokwaliteit
(in het voorbeeld aangegeven met
4
MP).
Vorige instellingen herstellen
Wanneer u de standaardinstellingen voor de flitser,
opnamemodus, Timer/Burst en het menu
Opname
wijzigt,
blijven deze wijzigingen niet behouden wanneer u de camera
uitzet. U kunt echter de niet-standaard instellingen van de
laatste keer dat de camera aanstond herstellen door de knop
Menu/OK
ingedrukt te houden, terwijl u de camera inschakelt
met de
-schakelaar. De pictogrammen voor de
AAN/UIT
herstelde instellingen verschijnen vervolgens in het scherm
Liveweergave.
Hoofdstuk 1: Aan de slag
28