6. De doorvoer verbeteren
De doorvoer verbeteren bij afdrukken in
zwart-wit en kleur
Bij afdrukken van taken in zowel zwart-wit als kleur duurt het even om van de kleurenmodus naar de
zwart-witmodus over te schakelen, waardoor elke keer dat de modus wordt gewisseld, geen doorvoer
kan plaatsvinden.
Als het apparaat een afdruktaak in kleur afdrukt en daarna een afdruktaak in zwart-wit, kunt u de
doorvoer verbeteren door het aantal zwart-witte vellen dat het apparaat afdrukt in de kleurenmodus
aan te passen voordat u naar de zwart-witmodus terugschakelt.
1.
Ga naar de [Apparaat: Afbeeldingskwaliteit]-groep in het [Aanpassingsinstellingen voor
geschoolde operators]-menu en wijzig de waarde in [Instelling autom. kleurselectie].
Geef het juiste aantal vellen op voor uw besturingsomgeving.
Waarde
1 (minimaal)
10 (maximaal)
• Als u zwart-witte vellen in kleurenmodus afdrukt, zullen de ontwikkelingseenheden cyaan, magenta
en geel werken tijdens het afdrukken in zwart-wit, waardoor de vervangingscyclus voor de
fotogeleidereenheid korter wordt.
• Als het apparaat een afdruktaak in zwart-wit afdrukt gevolgd door een afdruktaak in kleur, zal het
apparaat altijd naar kleurenmodus overschakelen, omdat afdrukken in kleur onmogelijk is in zwart-
witmodus.
120
Het apparaat zal naar zwart-witmodus overschakelen bij alle afdruktaken in
zwart-wit.
Dit verbetert de doorvoer niet, maar voorkomt dat de ontwikkelingseenheden
cyaan, magenta en geel niet werken als er in zwart-wit wordt afgedrukt.
Als het apparaat een afdruktaak in kleur afdrukt gevolgd door een
afdruktaak in zwart-wit, zal het apparaat naar zwart-witmodus
overschakelen nadat er 10 zwart-witte vellen zijn afgedrukt.
Apparaatbesturing
NL
D260-7335
NL