8
Aanpassing aan de installatie
8.1
Diagnosecodes oproepen
1.
Pas met behulp van de parameters, die in het overzicht
diagnosecodes als instelbaar gemarkeerd zijn, het
product aan de CV-installatie en de wensen van de
gebruiker aan.
Diagnosecodes - overzicht (→ Pagina 27)
2.
Roep het installateurniveau op. (→ Pagina 14)
3.
Druk tegelijkertijd op de toetsen i en +.
◁
Op het display verschijnt d.00.
Kies met de toetsen − of + de gewenste diagnosecode.
4.
5.
Druk op de toets i.
◁
Op het display verschijnt de bijbehorende
diagnose-informatie.
Indien nodig stelt u met de toetsen − of + de gewenste
6.
waarde in (weergave knippert).
7.
Bewaar de gewijzigde waarde door gedurende 5 se-
conden op de toets i te drukken (indicatie knippert niet
meer).
8.2
Diagnosemodus verlaten
▶
Druk tegelijk op de toetsen i en + of druk 4 minuten lang
op geen enkele toets.
◁
Op het display verschijnt weer de actuele CV-aan-
voertemperatuur of optioneel, indien ingesteld, de vul-
druk van het cv-systeem.
8.3
Maximale aanvoertemperatuur instellen
Onder d.71 kunt u de maximale aanvoertemperatuur voor
het CV-bedrijf instellen.
Onder d.78 kunt u de maximale aanvoertemperatuur voor
het boilerbedrijf instellen.
8.4
Branderwachttijd instellen
Om het frequent in- en uitschakelen van de brander en hier-
door energieverlies te vermijden, wordt steeds na het uit-
schakelen van de brander voor een bepaalde tijd een elek-
tronische herinschakelblokkering geactiveerd. U kunt de
branderwachttijd aan de omstandigheden van de CV-instal-
latie aanpassen. De branderwachttijd is alleen voor CV-be-
drijf actief. Onder d.02 kunt u de maximale branderwachttijd
instellen.
Het product is met een automatische verwarmings- en boiler-
laaddeellastbesturing uitgerust. Als de diagnosepunten d.00
resp. d.77 op de maximumwaarde staan, wordt de betref-
fende deellast aan de hand van de actuele branderbelasting
continu geoptimaliseerd. Na een onderbreking van de voe-
dingsspanning of na het indrukken van de toet Ontstoring
wordt de actueel vastgestelde waarde op het maximumver-
mogen teruggezet om instel- en testprocedures niet te hinde-
ren. De CV-deellast kan onder d.00 en de boilerdeellast on-
der d.77 vast worden ingesteld. De automaat is buiten wer-
king als een kleinere waarde dan de maximumwaarde inge-
steld wordt.
0020148325_04 Installatie- en onderhoudshandleiding
8.5
Pompnalooptijd en pompmodus instellen
Onder d.01 kunt u de pompnalooptijd instellen.
Onder d.72 kunt u de pompnalooptijd van een aan het pro-
duct direct aangesloten boilerlaadpomp instellen.
Als de boilerlaadpomp aan een regelaar VRC 630/700 of
VRS 620 aangesloten is, stel de nalooptijd dan aan de rege-
laar in.
Onder d.18 kunt u de pompmodi Eco (intermitterend) of
Comfort (verder lopend) instellen.
Bij Comfort wordt de externe toestelpomp ingeschakeld als:
–
de kamerthermostaat via klem 3-4-5 warmte aanvraagt
en
–
de kamerthermostaat of inbouwthermostaat via de klem
7-8-9 een gewenste waarde van de aanvoertemperatuur
boven 30 °C of via eBUS groter dan 20 °C opgeeft en
–
het product zich in de wintermodus bevindt (draaiknop
CV-aanvoertemperatuur niet op linkse aanslag) en
–
de aanlegthermostaat gesloten is.
De pomp wordt uitgeschakeld als:
–
één van de hierboven genoemde voorwaarden niet meer
vervuld is en
–
de pompnalooptijd is afgelopen.
De branderwachttijd heeft geen invloed op de pomp. Als
één van de voorwaarden tijdens de nalooptijd wegvalt, wordt
deze toch beëindigd.
Eco is zinvol om bij erg geringe warmtebehoefte en grote
temperatuurverschillen tussen gewenste waarde warmwa-
terbereiding en gewenste waarde CV-bedrijf de restwarmte
na een warmwaterbereiding af te voeren. Hierdoor vermijdt
u dat woonruimtes te weinig verwarmd worden. Bij warmte-
vraag wordt de pomp na verstrijken van de nalooptijd telkens
binnen 30 minuten één keer gedurende 5 minuten ingescha-
keld.
Als een temperatuursensor in de retour aangesloten is:
Als de retourtemperatuur van het CV-water snel daalt, dan
loopt de pomp (binnen 30 minuten) langer dan de minimale
looptijd van vijf minuten. De modus "intermitterend" kan op
elk moment door de branderstart onderbroken worden en de
pomp loopt in normale CV-functie.
8.6
Aanloopgedrag
Bij een warmteaanvraag gaat het product ca. 15 seconden
in de status S.02 (pompaanvoer), daarna wordt de ventilator
gestart (S.01 ... S.03).
Na het bereiken van het starttoerental wordt de gasklep geo-
pend en de brander gestart(S.04).
Het product wordt nu afhankelijk van de keteltemperatuur 30
tot 60 seconden met minimumvermogen gebruikt. Afhanke-
lijk van de afwijking van de gewenste waarde wordt daarna
de berekende gewenste toerentalwaarde ingesteld.
19