De instellingen van de labelprinter wijzigen
Tabblad Geavanceerd
Het onderstaande beschrijft het tabblad Geavanceerd in het dialoogvenster met instellingen.
• Afdrukdichtheid (zwart)
De dichtheid van het zwart opgeven.
Mogelijke instellingen: [+6/+5/+4/+3/+2/+1/0/-1/-2/-3/-4/-5/-6]
• Afdrukdichtheid (rood)
De dichtheid van het rood opgeven.
Mogelijke instellingen: [+6/+5/+4/+3/+2/+1/0/-1/-2/-3/-4/-5/-6]
• Afdrukgegevens na te zijn afgedrukt
Bepaalt of afdrukgegevens al dan niet worden verwijderd na het afdrukken.
Mogelijke instellingen: [Afdrukgegevens opslaan], [Alle afdrukgegevens wissen]
Gewijzigde instellingen toepassen op meerdere Labelprinters
1
Nadat u de instellingen hebt toegepast op de eerste printer, koppelt u de printer los van de computer,
en sluit u de tweede printer aan op de computer.
2
Selecteer de nieuw aangesloten printer in de vervolgkeuzelijst [Printer].
3
Klik op [Toepassen]. Dezelfde instellingen die u op de eerste printer hebt toegepast, worden nu
toegepast op de tweede printer.
4
Herhaal de stappen 1-3 voor alle printers waarvan u de instellingen wilt wijzigen.
Opmerking
Als u de huidige instellingen als bestand wilt opslaan, klikt u op [Bestand] - [Exporteren].
U kunt dezelfde instellingen toepassen op een andere printer door op [Bestand] - [Importeren] te klikken
en vervolgens het geëxporteerde instellingenbestand te selecteren. Kijk voor meer informatie in
Apparaatinstellingen voor Windows
®
op pagina 16.
4
4
4
19