Hoofdstuk 5 Problemen oplossen
Symptoom
Een computer is aangesloten op de
display, maar er verschijnt enkel
een bericht over de aansluiting op
het scherm.
Het beeld op het scherm is
vervormd.
OF
Er zijn lijnen, sneeuw of andere
soort ruis op het scherm.
OF
Het beeld knippert of flikkert.
OF
Het beeld is onzuiver.
smarttech.com/nl/kb/171555
Stappen voor het oplossen van problemen
Zorg ervoor dat de computer verbonden is met de aansluiting die momenteel
l
geselecteerd is.
Zorg ervoor dat het display de vernieuwingsfrequentie van de aangesloten
l
computer ondersteunt.
Zie De resolutie en vernieuwingsfrequentie van de aangesloten computers
instellen op pagina 47.
Indien de momenteel geselecteerde invoerbron een computer is, kijk dan even
l
na of de computer niet in energiebesparende modus staat.
Druk op de Home- knop op het display of de afstandsbediening.
l
Als het Startscherm correct wordt weergegeven, ligt het probleem bij de video
invoer.
Schakel over naar een andere invoerbron en schakel dan terug naar de eerste
l
bron.
Zorg ervoor dat alle verbonden computers aan staan en niet in een
l
energiebesparende modus.
Start het beeldscherm en alle verbonden computers opnieuw op.
l
Zie De display uitschakelen, inschakelen en opnieuw instellen op pagina 65.
Stel de resolutie en de vernieuwingsfrequentie van de verbonden computers in
l
op waarde die worden ondersteund door de display.
Zie De resolutie en vernieuwingsfrequentie van de aangesloten computers
instellen op pagina 47.
Vervang de videokabels die computers verbinden met de display om vast te
l
stellen of het probleem te wijten is aan de kabels.
Zorg ervoor dat de vervangende kabel aan de vereiste specificaties voldoet.
Zie Desktop computers en laptops verbinden op pagina 40.
l
Druk op Invoer
op het voorste bedieningspaneel of de afstandsbediening en
selecteer vervolgens OPS.
Als het Startscherm correct wordt weergegeven, ligt het probleem bij de video
invoer.
Zorg ervoor dat het iQ-apparaat stevig geïnstalleerd is in de accessoire sleuf en
l
dat het lampje van de aan-uitknop ingeschakeld is.
Schakel over naar een andere invoerbron en schakel dan terug naar de eerste
l
bron.
Zorg ervoor dat alle verbonden computers aan staan en niet in een
l
energiebesparende modus.
Start het beeldscherm en alle verbonden computers opnieuw op.
l
Zie De display uitschakelen, inschakelen en opnieuw instellen op pagina 65.
Stel de resolutie en de vernieuwingsfrequentie van de verbonden computers in
l
op waarde die worden ondersteund door de display.
Zie De resolutie en vernieuwingsfrequentie van de aangesloten computers
instellen op pagina 47.
Vervang de videokabels die computers verbinden met de display om vast te
l
stellen of het probleem te wijten is aan de kabels.
Zorg ervoor dat de vervangende kabel aan de vereiste specificaties voldoet.
Zie Desktop computers en laptops verbinden op pagina 40.
76