OPERATORHANDLEIDING met onderhoudsinformatie
Bedieningsinstructies
Noodstop
Zet de rode noodknop op het
bedieningspaneel op de grond of op dat op het
platform in de stand off om alle functies te
laten stoppen.
Repareer alle functies die ingeschakeld blijven
als er een rode noodknop is ingedrukt.
Bediening vanaf de grond
1
Zet de sleutelschakelaar op
grondbediening.
2
Trek de rode noodknop in de stand on
zowel op het bedieningsbord op de grond
als op dat op het platform.
3
Controleer of de accu's verbonden zijn
voor de machine te activeren.
Platform positioneren
1
Druk op de heffunctie-inschakelknop.
2
Druk op de knop platform omhoog/omlaag
om de functie omhoog of omlaag in te
schakelen.
Rij- en stuurfuncties zijn niet beschikbaar
vanaf de grondbediening.
Werking van platform
1
Zet de sleutelschakelaar op
platformbediening.
2
Trek de rode noodknop in de stand on
zowel op het bedieningsbord op de grond
als op dat op het platform.
3
Controleer of de accu's verbonden zijn
voor de machine te activeren.
Platform positioneren
1
Druk op de heffunctie-keuzeknop.
2
Houd de functieschakelaar op de
bedieningshendel ingedrukt.
3
Zet de proportionele bedieningshendel in
de gewenste richting.
Om te sturen
1
Druk op de rijfunctie-keuzeknop.
2
Houd de functieschakelaar op de
bedieningshendel ingedrukt.
3
Druk op de stuurmodus-keuzeknop voor
de stuurmodus (FS. BS)
4
Draai de stuurwielen met de
tuimelschakelaar die zich aan de
bovenkant van de bedieningshendel
bevindt.
Om te rijden
1
Druk op de rijfunctie-keuzeknop.
2
Houd de functieschakelaar op de
bedieningshendel ingedrukt.
3
Snelheid verhogen: Verplaats de
bedieningshendel langzaam uit het
midden.
Snelheid verlagen: Verplaats de
bedieningshendel langzaam naar het
midden.
Stoppen: Zet de bedieningshendel terug
naar het midden of laat de
functieschakelaar los.
Gebruik de richtingspijlen op de
platformbediening om de richting aan te geven
waarin de machine zal rijden.
De rijsnelheid van de machine wordt beperkt
wanneer het platform omhoog staat.
Rijsnelheid keuze
De rij-bediening kan in twee verschillende
rijsnelheidsmodi werken. Als het lampje van
de keuzeknop voor koppel is ingeschakeld, is
de modus voor lage rijsnelheid actief. Als het
lampje van de hogesnelheidsselectieknop
brandt, is de modus voor snelle rijsnelheid
actief.
24